ECLI:NL:GHAMS:2018:85

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
12 januari 2018
Zaaknummer
17/00031
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke indeling van tonijnvlees en de relevantie van het fabricageproces

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van bevroren tonijnvlees. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had een uitnodiging tot betaling van douanerechten uitgegeven, die door de rechtbank Noord-Holland was vernietigd. De inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, terwijl de belanghebbende, [X] B.V., incidenteel hoger beroep instelde. Het geschil draaide om de vraag of de bevroren tonijnchunks moesten worden ingedeeld als 'bevroren filet van een tonijn' of als 'ander visvlees'. De rechtbank had geoordeeld dat de indeling niet afhankelijk was van het fabricageproces, maar het Hof oordeelde dat de indeling van de chunks als 'filet' niet kon worden vastgesteld, omdat deze niet van een hele filet afkomstig waren. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de inspecteur ongegrond, waarbij het belanghebbende niet werd toegewezen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de indeling van douanegoederen te baseren op objectieve kenmerken en eigenschappen, in plaats van op het fabricageproces.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 17/00031
11 januari 2018
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur
alsmede op het incidenteel hoger beroep van
[X] B.V.te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma (Customs Knowledge),
tegen de uitspraak van 22 december 2016 in de zaak met kenmerk HAA 15/1580 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 18 december 2014 een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) van douanerechten uitgereikt voor een bedrag van € 5.426,05.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van
25 maart 2015 de UTB gehandhaafd.
1.3.
Bij de uitspraak van 22 december 2016 heeft de rechtbank als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- gelast dat verweerder [
de inspecteur] de utb overeenkomstig deze uitspraak vermindert;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres [
belanghebbende] tot een bedrag van
€ 1.484;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331 aan eiseres te vergoeden.”
1.4.
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 24 januari 2017 en bij brief van 8 februari 2017 gemotiveerd. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend
1.5.
Belanghebbende heeft op 29 maart 2017 tijdig incidenteel hoger beroep ingesteld en dat incidenteel hoger beroep bij brief van 13 juni 2017 aangevuld. De inspecteur heeft dienaangaande een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft bij brief van 10 november 2017 nadere stukken ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur telkens zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – de volgende feiten vastgesteld:
“1. Op 26 september 2014 heeft [A] B.V. als direct vertegenwoordiger van eiseres aangifte gedaan voor de regeling in het vrije verkeer brengen met aangiftenummer [aangiftenummer]. In de aangifte - is voor zover van belang - vermeld:
“(…)
Goederencode: 0304 9999 90 0000 0000 00 00
Goederenomschr.: (…) bevroren tonijnvlees thunnus albacares495x tuna chunk, a grade, 100%
(…)”
2. Tot de stukken van het geding behoort de uitslag van een monsteronderzoek door het Douane Laboratorium van 17 november 2014, kenmerk 742677-02. In de uitslag is - voor zover van belang - het volgende vermeld:
“(…)
Bij onderzoek bevonden:
Het monster bestaat uit een bevroren stuk visvlees van ca. 2,41 kg, zonder huid en graat, niet gekookt of gebakken.
Opschrift op de verpakking: Thunnus albacares.
De afmetingen van het monster: ca. 30 cm lang, de doorsnede neemt toe van 5 cm aan de ene kant tot 10 cm aan de andere kant.
(...)
Beschouwing ten aanzien van de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur:
Het monster is door zijn afmeting en gewicht herkenbaar als een deel verkregen van een filet. Volgens opgave betreft het vis van de soort Thunnus albacares, er is geen reden om hier aan te twijfelen.
(…)
Advies goederencode: 0304.8700 90
(…)” ”
2.2.
Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
2.3.
In aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof vast dat tot de gedingstukken een USB-stick behoort met daarop filmopnamen waarop is te zien hoe uit een bevroren tonijn vier soorten bevroren tonijnproducten worden gezaagd. Het betreft de in geschil zijnde bevroren tonijndelen (hierna aangeduid met de handelsbenaming ‘chunks’) alsmede een drietal andere bevroren tonijndelen, waarvan de indeling niet in geschil is (‘steaks’, ‘carpaccio’ en ‘sakublokken’). De bevroren tonijn wordt zonder kop, staartvinnen en vinnen diepgevroren aangeleverd. De vis wordt
eerst overdwarsin delen gezaagd. Het grootste aldus verkregen tonijndeel is het staartdeel. Dit staartdeel wordt langs de graat in de lengte in vier delen gezaagd, waarna zo nodig nogmaals in de lengte wordt gezaagd om de graat te verwijderen. Aldus ontstaan vier langwerpige stukken tonijn met twee rechte (zaag)kanten en een ronde kant waarop de huid van de tonijn aanwezig is. Vervolgens worden de huid en, voor zover na het zagen nog aanwezig, de bloedlijn en de botresten weggeslepen met een snel draaiende RVS-trommel. Wat resteert zijn vier langwerpige stukken bevroren tonijn waarvan de doorsnede afloopt van breed naar smal. Het smalle puntje van elk van deze vier delen wordt afgezaagd en verzaagd in dunne plakjes (‘carpaccio’). Het dan nog resterende deel is de in geschil zijnde ‘chunk’. De in de film vervaardigde chunks zijn vergelijkbaar met die welke zichtbaar is op de tot de gedingstukken behorende foto’s van het door de rechtbank genoemde monster (zie 2.1, punt 2).

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de chunks moeten worden ingedeeld onder post 0304 87 00, als bevroren filet van een tonijn (standpunt inspecteur) dan wel onder post 0304 99 99, als ander visvlees (standpunt belanghebbende). Het geschil spitst zich toe op de vraag of het fabricageproces, en dan met name de volgorde van versnijden van de tonijn, doorslaggevend is voor de indeling, hetgeen belanghebbende (in navolging van de rechtbank) betoogt doch de inspecteur bestrijdt.
3.2.
Het incidenteel hoger beroep van belanghebbende betreft de weigering van de rechtbank een integrale vergoeding van de proceskosten van belanghebbende toe te kennen.
3.3.
Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4.Relevante wettelijk bepalingen

4.1.
Post 0304 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) luidt – voor zover hier van belang – als volgt (tekst 2014):
0304 Visfilets en ander visvlees (ook indien fijngemaakt), vers, gekoeld of bevroren:
(…)
- bevroren filets van andere vis
(…)
0304 87 00 - - tonijn (van het geslacht Thunnus) en boniet (Euthynnus (Katsuwonus) pelamis)
(…)
- ander, bevroren:
(…)
0304 99 - - ander:
- - - surimi
- - - ander:
0304 99 21- - - - zoetwatervis
- - - - ander:
(…)
0304 99 99 - - - - - ander
4.2.
Aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 3 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) luidt met ingang van 15 september 2015, voor zover hier van belang, als volgt:
“2. Voor de toepassing van de in de derde alinea vermelde GN-onderverdelingen omvat de benaming „filet” ook „loins”, dat wil zeggen de repen vlees die de boven- of onder-, linker- of rechterhelft van een vis vormen, voor zover de kop, de ingewanden, de vinnen (rugvinnen, aarsvinnen, staartvinnen, buikvinnen, borstvinnen) en de graten (ruggengraat of wervelkolom, zijgraten of ribben, kieuwboog of kieuwstraal, enz.) zijn verwijderd.
De indeling van deze producten als filets wijzigt niet als zij in stukken worden gesneden, op voorwaarde dat kan worden vastgesteld dat deze stukken van filets zijn verkregen.
De bepalingen van de eerste twee alinea's gelden voor de volgende vissen:
(a) - tonijn (van het geslacht Thunnus) van GN-onderverdelingen 0304 4990 en 0304 8700;
(…)”
4.3.
In de preambule van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 920/2014 van de Commissie van 21 augustus 2014 is de toevoeging van de onder 4.2 aangehaalde aanvullende aantekening 2 aan hoofdstuk 3 van de GN als volgt toegelicht:
(2) De indeling van stukken visvlees als filets of ander visvlees onder post 0304 van de gecombineerde nomenclatuur is afhankelijk van het feit of kan worden vastgesteld of deze stukken van visfilets zijn verkregen of niet.
(3) In de gecombineerde nomenclatuur wordt het begrip „loins” gebruikt als synoniem voor filets van grote vis. Aangezien in post 1604 van de gecombineerde nomenclatuur, die betrekking heeft op bereidingen en conserven van vis, al wordt verwezen naar „filets, zogenaamde loins”, moet een dergelijke verwijzing ook worden opgenomen in hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur, dat betrekking heeft op vis.
(4) Rekening houdende met de lichaamsbouw van grote vissen zoals tonijn (van het geslacht
Thunnus), zwaardvis (
Xiphias gladius), marlijn, zeilvis en speervis (van de familie
Istiophoridae) en oceanische haai (
Hexanchus griseus; Cetorhinus maximus; familie
Alopiidae;
Rhincodon typus; familie
Carcharhinidae; familie
Sphyrnidae; familie
Isuridae), kunnen er per vis ten hoogste vier relatief grote visfilets verkregen worden (van de rechter- en linkerhelft alsook de boven- en onderhelft).
5) Om een consequente toepassing van de gecombineerde nomenclatuur te waarborgen, dient de indeling van grote vissen verkregen visfilets, zogenaamde „loins” (al dan niet in stukken gesneden) onder post 0304 te worden verduidelijkt.
4.4.
De toelichting van de Internationale Douaneraad (IDR) op post 0304 luidt als volgt:
This heading covers :
(1) Fish fillets.
For the purposes of this heading the term fish fillets means the strips of meat cut parallel to the backbone of the fish and constituting the right or left side of a fish insofar as the head, guts, fins (dorsal, anal, caudal, ventral, pectoral) and bones (spinal column or main backbone, ventral or costal bones, branchial bone or stapes, etc.) have been removed and the two sides are not joined together, for example by the back or belly.
The classification of these products is not affected by the possible presence of the skin, sometimes left attached to the fillet to hold it together or to facilitate subsequent slicing. Classification is similarly unaffected by the presence of pin bones or other minor bones which may not have been completely removed.
Fillets cut in pieces are also classified as fillets in this heading.
Cooked fillets, and fillets merely covered with batter or bread crumbs, whether or not frozen, are classified in heading 16.04.
(2) Other fish meat (whether or not minced), i.e., fish meat from which the bones have been removed. As in the case of fish fillets, classification of fish meat is unaffected by the presence of minor bones which may not have been completely removed.
This heading covers fish fillets and other fish meat (whether or not minced) in the following states only:
(i) Fresh or chilled, whether or not packed with salt or ice or sprinkled with salt water as a temporary preservative during transport.
(ii) Frozen, often presented in the form of frozen blocks.
Fish fillets and other fish meat (whether or not minced) slightly sugared or packed with a few bay leaves remain in this heading.”
4.5.
De toelichting van de Europese Commissie op GN-onderverdeling 0304 87 00 luidde tot 17 juli 2014 als volgt:

filets
Zie punt 1 van de GS-toelichting op post 0304.
Tot deze onderverdelingen behoren ook filets die in stukken zijn gesneden, voorzover kan worden onderkend dat de stukken van filets afkomstig zijn. De soorten die daarvoor het meest worden gebruikt zijn forel, zalm, kabeljauw, schelvis, koolvis, roodbaars, wijting, heek, zeebrasem, tong, schol, tarbot, leng, tonijn, makreel, haring en ansjovis.
Deze onderverdelingen hebben ook betrekking op stukken van de anatomische rechter- en linkerkant van de vis, m.a.w. het deel van de vis dat filet wordt genoemd. Soms worden deze stukken direct van de vis of een deel van de vis afgesneden zonder eerst een hele filet te snijden. Dit kan gebeuren bij grote vissen zoals bijvoorbeeld tonijn, enz.”
De derde alinea is met ingang van 17 juli 2014 geschrapt (Zie Publicatieblad van de Europese Unie, 2014/C 227/04).

5.Het oordeel van de rechtbank

5.1.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en zij heeft daartoe als volgt overwogen en beslist:
“(…)
16. Uit de bewoordingen van overweging 4 behorende bij de onder 8 genoemde Uitvoeringsverordening en aanvullende aantekening 2 (GN) op hoofdstuk 3, een belangrijk hulpmiddel, blijkt het volgende. Rekening houdend met de lichaamsbouw van grote vissen zoals tonijn kunnen uit één vis ten hoogste vier visfilets verkregen worden, namelijk een rechter- en een linkerhelft en een boven- en een onderhelft. Voor (onder andere) tonijn van de onderverdeling GN-code 0304 87 00 geldt dat de benaming ‘filet’ ook omvat ‘loins’. De indeling van een visfilet wijzigt niet als zij in stukken wordt gesneden op voorwaarde dat kan worden vastgesteld dat deze stukken van een filet zijn verkregen. Uit de bewoordingen van de post noch uit voornoemde overweging en aanvullende aantekening (GN) volgt dat de door verweerder aangevoerde vorm van het product een objectief kenmerk is dat een criterium is voor indeling van het product onder GN-code 0304 87 00. Verweerder heeft derhalve een onjuist indelingscriterium gebruikt.
17. Gelet op het onder 16 overwogene moet voor indeling onder GN-code 0304 87 00 worden vastgesteld dat het onderhavige product is verkregen van één van de vier visfilets. Verweerder heeft niet betwist dat het door eiseres omschreven productieproces is toegepast op het onderhavige product. Blijkens dat productieproces is het product verkregen uit delen die zijn ontstaan na het dwars op de ruggengraat zagen van de tonijn en niet uit repen vlees die evenwijdig aan de ruggengraat van de tonijn zijn losgemaakt (‘filets’). Daarom is indeling onder GN-code 0304 87 00 uitgesloten en dient het product te worden ingedeeld onder de door eiseres aangegeven GN-code 0304 99 99.
(…)”

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
De inspecteur heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden en betoogd dat de indeling van de onderwerpelijke ‘chunks’ dient plaats te vinden aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan en niet aan de hand van het fabricageproces, nu in de bewoordingen van de in geschil zijnde post(onderverdelingen) geen verwijzing naar het fabricageproces is opgenomen. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Ter zake heeft het volgende te gelden.
6.2.
Belanghebbende heeft bepleit dat indeling dient plaats te vinden in GN-post 0304 99 99. Zij heeft daartoe met name gewezen op de bewoordingen van aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 3 van de GN, alsmede de bewoordingen van de preambule van Verordening 920/2014 van de Commissie van 21 augustus 2014 tot wijziging van de GN, waarmee voornoemde aanvullende aantekening 2 is toegevoegd aan de GN (zie 4.3). Uit de aantekening en de preambule volgt, naar belanghebbende stelt, dat een stuk tonijn alleen als ‘filet’ kwalificeert als de vis gedurende het productieproces eerst in de lengte is uitgesneden, zodat vier “loins” zijn ontstaan. Nu tussen partijen niet in geschil is dat in het onderwerpelijke geval de tonijnen bij de productie eerst overdwars zijn doorgezaagd, is er op geen enkel moment in het productieproces sprake geweest van complete “loins”, zodat indeling van de chunks als ‘filet’ om die reden is uitgesloten, aldus nog steeds belanghebbende.
6.3.
Bij hantering van het door belanghebbende voorgestane criterium zouden identieke delen van eenzelfde vis verschillend moeten worden ingedeeld, afhankelijk van de volgorde waarin de vis wordt versneden of verzaagd: wordt een tonijn eerst over de volle lengte gefileerd en de aldus verkregen filet vervolgens in (als zodanig herkenbare) stukken gesneden, dan zou een tonijndeel als het onderwerpelijke als ‘filet’ van GN-onderverdeling 0304 87 00 kwalificeren, maar wordt een tonijn eerst in stukken gesneden en daarna gefileerd, dan zouden identieke stukken vis als ‘ander visvlees’ van GN-post 0304 99 99 moeten worden aangemerkt. Een dergelijke wijze van indelen kan naar ’s Hofs oordeel niet als juist worden aanvaard. Het fabricageproces waarmee een product is verkregen, zoals de voornoemde snijvolgorde, is slechts van invloed op de tariefindeling wanneer de desbetreffende tariefpost dit uitdrukkelijk bepaalt. Postonderverdeling 0304 87 00, noch postonderverdeling 0304 99 99, noemt de volgorde van versnijden als indelingscriterium, zodat deze snijvolgorde reeds daarom niet van invloed is op de tariefindeling (HvJ 25 mei 1989, zaak 40/88, Paul F. Weber GmbH, punt 15 en 16, ECLI:EU:C:1989:214, en HvJ 12 december 1996, C-38/95, Foods Import Srl, punt 17, ECLI:EU:C:1996:488).
6.4.
In het belang van de rechtszekerheid en ter vergemakkelijking van de controles, moet het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-post en in de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (zie HvJ 16 februari 2017, Aramex Nederland, C-145/16, EU:C:2017:130, punt 22).
6.5.
Uit regel 1 van de “Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur” volgt dat de bewoordingen van de posten en van de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken bepalend zijn voor de indeling van goederen (zie HvJ EU 8 december 2016, Lemnis Lighting, C-600/15, EU:C:2016:937, punt 35). De bewoordingen van GN-onderverdeling 0304 87 00 luiden, voor zover hier van belang: “bevroren filets van andere vis: tonijn (van het geslacht Thunnus)”.
6.6.
Onder visfilets dienen ingevolgde GS-toelichting op post 0304 te worden verstaan:
“(1) (…) the strips of meat cut parallel to the backbone of the fish and constituting the right or left side of a fish insofar as the head, guts, fins (dorsal, anal, caudal, ventral, pectoral) and bones (spinal column or main backbone, ventral or costal bones, branchial bone or stapes, etc.) have been removed and the two sides are not joined together, for example by the back or belly.
(…)
Fillets cut in pieces are also classified as fillets in this heading.
(…)”
6.7.
In de GN-toelichting is de laatstgenoemde volzin van de GS-toelichting verduidelijkt, in die zin dat stukken van een filet enkel als ‘filets’ worden ingedeeld indien kan worden onderkend dat zij van filets afkomstig zijn:
“Tot deze onderverdelingen behoren ook filets die in stukken zijn gesneden, voorzover kan worden onderkend dat de stukken van filets afkomstig zijn. (…)”
6.8.
In aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 3 van de GN heeft de Europese Commissie de indeling van zogenaamde “loins”, zijnde van grote vissen verkregen filets, verduidelijkt (zie punt 5 van de preambule bij Verordening 920/2014, aangehaald onder 4.3). Van grote vissen kunnen, anders dan in de onder 6.6 aangehaalde GS-toelichting wordt verondersteld, niet twee maar vier filets worden verkregen. Dit verschil is terug te voeren op de anatomie van grote vissen, waaronder tonijn: zij beschikken over een kruisvormige graat.
De tweede alinea van aanvullende aantekening 2 luidt:
“De indeling van deze producten als filets wijzigt niet als zij in stukken worden gesneden, op voorwaarde dat kan worden vastgesteld dat deze stukken van filets zijn verkregen.”
6.9.
Met de woorden “voorzover kan worden onderkend dat de stukken van filets afkomstig zijn” in de GN-toelichting (zie 6.7) en de woorden “op voorwaarde dat kan worden vastgesteld dat deze stukken van filets zijn verkregen” in aanvullende aantekening 2 (zie 6.8) heeft de Europese Commissie tot uitdrukking gebracht dat aan de hand van objectieve kenmerken en eigenschappen van het product moet kunnen worden vastgesteld dat het afkomstig is van het deel van de vis dat wordt aangeduid als de ‘filet’ (of – bij grote vissen, zoals tonijn – de ‘loin’) en niet, zoals belanghebbende voorstaat, dat de filet eerst over de volle lengte van de vis moet zijn verwijderd alvorens deze in stukken is gesneden. Een duidelijke aanwijzing hiervoor is te vinden in de tekst van (voormalige) derde alinea van de GN-toelichting, zoals deze – voor zover hier van belang – luidde tot 17 juli 2014 (vgl. Pb EU 2014, C 227/04, zie citaat onder 4.5):
“(…) Soms worden deze stukken direct van de vis of een deel van de vis afgesneden zonder eerst een hele filet te snijden. Dit kan gebeuren bij grote vissen zoals bijvoorbeeld tonijn, enz.”
De Europese Commissie heeft niet nader toegelicht waarom dit deel van de GN-toelichting is geschrapt bij de invoering van aanvullende aantekening 2. Het Hof heeft geen grond om aan te nemen dat de Europese Commissie met het schrappen van voormelde tekst uit de GN-toelichting en de vrijwel gelijktijdige invoering van aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 3 van de GN een wijziging heeft beoogd, laat staan dat zij zou hebben beoogd de indeling van delen van een vis als de onderwerpelijke – in afwijking van de bewoordingen van de desbetreffende postonderverdelingen – afhankelijk te maken van de volgorde waarin de vis is versneden. De bevoegdheid van de Commissie om maatregelen te treffen zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, van verordening nr. 2658/87, zoals het opstellen van aanvullende aantekeningen, machtigt haar immers niet om de inhoud te wijzigen van de tariefposten die zijn vastgesteld op basis van het Geharmoniseerd Systeem (HvJ 12 februari 2015, Raytek en Fluke Europe, C-134/13, EU:C:2015:82, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
6.10.
Gelet op het vorenoverwogene dient te worden beoordeeld of de onderwerpelijke chunks, gelet op hun objectieve kenmerken en eigenschappen, vatbaar zijn voor indeling als ‘filet’, ongeacht de volgorde waarin de tonijn is versneden om de chunks te verkrijgen.
6.11.
Blijkens de stukken van het geding bestaat het door het douanelaboratorium onderzochte monster uit een bevroren stuk tonijn van circa 2,41 kilogram, zonder huid en graat, niet gekookt of gebakken. De chunk heeft een lengte van circa 30 centimeter en de doorsnede neemt toe van 5 centimeter aan de ene kant tot 10 centimeter aan de andere kant. Tot de gedingstukken behoren foto’s van het monster, waarop zichtbaar is dat de doorsnede van de chunk toeneemt van smal naar breed. Op de foto’s is bovendien aan één zijde van de chunk over de volle lengte een uitsparing te zien. Belanghebbende heeft ter zitting toegelicht dat deze uitsparing ontstaat door het wegslijpen van restanten van de graat. Tussen partijen is niet in geschil dat het monster representatief is voor de chunks waarop het geschil betrekking heeft. Gezien de voormelde kenmerken van de chunks is sprake van tonijndelen die herkenbaar zijn als delen van de boven- of onder-, linker- of rechterhelft van een tonijn, welke delen – gelet op hun toenemende doorsnede (van smal naar breed) – evenwijdig aan de ruggengraat zijn losgemaakt en waarvan de kop, de ingewanden, de vinnen en de graten zijn verwijderd. Op grond van deze objectieve kenmerken en eigenschappen dienen de chunks, gelet op de bewoordingen van de post en aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 3, te worden ingedeeld in onderverdeling 0304 87 00 van de GN.
6.12.
Gelet op het vorenoverwogene is het principaal hoger beroep van de inspecteur gegrond.
6.13.
Belanghebbende heeft in incidenteel hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank haar ten onrechte geen integrale proceskostenvergoeding heeft toegekend. Nu het gelijk ten aanzien van de indeling aan de inspecteur is, ziet het Hof in zoverre geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase.
6.14.
De omstandigheid dat partijen al jarenlang van inzicht verschillen over de indeling van producten als de onderwerpelijke, dat de inspecteur op grond van een met belanghebbende gesloten vaststellingsovereenkomst gedurende enige jaren de door belanghebbende voorgestane indeling heeft gevolgd in afwachting van maatregelen die de Commissie zou treffen op de voet van artikel 9, lid 1, van verordening nr. 2658/87 (lees: het opstellen van aanvullende aantekening 2) en de omstandigheid dat het Landelijk Kantoor Douane en Douane Rotterdam Rijnmond (waaronder het team “aangiftebehandeling”) voorafgaand aan de inwerkingtreding van aanvullende aantekening 2 ‘een inhoudelijk gesprek’ hebben geweigerd, vormen naar ’s Hofs oordeel geen omstandigheden die, ondanks de ongegrondverklaring van het beroep, een proceskostenvergoeding voor het beroep in eerste aanleg rechtvaardigen, laat staan dat zij grond zouden vormen voor een integrale proceskostenvergoeding. De genoemde vaststellingsovereenkomst getuigt naar ’s Hofs oordeel juist van een coöperatieve houding van de inspecteur. Uit de vaststellingsovereenkomst volgt dat deze gold “totdat de Europese Commissie een nadere toelichting of aanwijzing over de indeling van onderhavige producten publiceert”. Met de inwerkingtreding van aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 3 van de GN, op 15 september 2014, stond het de inspecteur daarom vrij om daaruit zijn conclusies te trekken ten aanzien van de indeling van het onderwerpelijke product. De inspecteur was niet gehouden met belanghebbende in gesprek te blijven totdat zij het eens waren over de tariefindeling.
6.15.
Gelet op het vorenoverwogene is het incidenteel hoger beroep van belanghebbende ongegrond.
Slotsom
6.16.
De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

7.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, H.E. Kostense en
A. Bijlsma, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Lambeck als griffier. De beslissing is op 11 januari 2018 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.