4.1.De rechtbank over het eerste geschilpunt als volgt overwogen en beslist:
“9. Indien een belastingplichtige ten behoeve van zijn bedrijf grond koopt en daaraan werkzaamheden doet verrichten teneinde het in de staat te brengen waarin hij het voor zijn bedrijf wil gebruiken maken de kosten van die werkzaamheden, ongeacht of zij voor het onderhoud dan wel ter verbetering van de grond zijn verricht, deel uit van de aanschafkosten van de grond en behoren zij tezamen met de met de aankoop gemoeide kosten te worden geactiveerd (vergelijk HR 19 november 1958, nr. 13693, BNB 1959/6). Het geschil van partijen spitst zich toe op de vraag of het diepwoelen heeft plaatsgevonden om de grond in de staat te brengen waarin eiser deze voor zijn bedrijf heeft willen gebruiken. Voor de beantwoording van deze vraag is niet zozeer van belang of de grond als bosgrond of als landbouwgrond moet worden gekwalificeerd, maar of de grond zich voorafgaand aan het diepwoelen reeds in vorenbedoelde staat bevond, of dat de grond pas als gevolg van het diepwoelen in die staat is komen te verkeren. Indien deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, is niet in geschil dat de kosten daarvan naar goed koopmansgebruik in 2010 in een keer ten laste van het resultaat kunnen worden gebracht.
10. Het standpunt van verweerder dat het diepwoelen heeft plaatsgevonden om de penwortels te verwijderen omdat de grond anders niet geschikt is als landbouwgrond vindt geen steun in de stukken. Uit het rapport van het boekenonderzoek blijkt immers dat eiser er bewust voor heeft gekozen de wortels in de grond achter te laten omdat dit op termijn zorgt voor een goede afwateringsstructuur en de wegrottende wortels zorgen voor een natuurlijke bemesting. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van verweerder dat in het boekenonderzoek wat dit betreft slechts de toelichting van eiser is vastgelegd, aangezien uit dat betoog niet volgt dat die toelichting niet in overeenstemming is met de werkelijkheid.
11. Dat de grond zolang er nog (resten van) wortels aanwezig zijn pas na enkele jaren geschikt zou zijn voor de teelt van andere akkerbouwgewassen laat onverlet dat als onweersproken vast staat dat de grond in die staat wel geschikt is voor de teelt van maaigewasssen en dus voor de uitoefening van het landbouwbedrijf van eiser. Voor zover verweerder betoogt dat reeds uit de voorafgaande teelt van Robinia volgt dat er voorafgaand aan het diepwoelen van een staat waarin eiser de grond voor zijn landbouwbedrijf wil gebruiken geen sprake kan zijn faalt dit, omdat geen enkele grond op ieder moment voor de teelt van alle gewassen geschikt is. Eiser heeft immers onweersproken verklaard dat de gewassen die binnen de uitoefening van een landbouwbedrijf worden geteeld moeten worden afgewisseld, teneinde de grond levend te houden, en dat na elke oogst eerst een vorm van grondbewerking moet plaatsvinden, alvorens een nieuw gewas kan worden geplant.
12. Verweerder heeft zijn stelling dat het diepwoelen in het onderhavige geval niet als een normale wijze van grondbewerking kan worden aangemerkt in het licht van de stukken en tegenover de gemotiveerde betwisting door eiser onvoldoende onderbouwd. De omstandigheid dat de diepere grondlagen - naar eiser niet heeft weersproken - met het oog op de doorwatering zijn gebroken duidt er naar het oordeel van de rechtbank niet op dat de grond eerst daarmee in de staat is gebracht waarin eiser het voor zijn landbouwbedrijf wil gebruiken. Het breken en doorlatend maken van een grondlaag moeten binnen het landbouwbedrijf immers worden aangemerkt als onderhoudswerkzaamheden (vergelijk Hof Leeuwarden, 9 september 1963, nr. 152/62, BNB 1964/168).
13. Verweerder heeft nog gesteld dat de grond als gevolg van het diepwoelen in waarde is gestegen en dat dit steun biedt aan zijn standpunt. Reeds omdat verweerder de in dat verband in het rapport van het boekenonderzoek aangekondigde taxatie van de grond niet heeft uitgevoerd gaat de rechter hieraan voorbij.
14. Al het vorenoverwogene brengt de rechtbank tot de conclusie dat de grond zich reeds voorafgaand aan het diepwoelen in de staat bevond waarin eiser deze voor zijn bedrijf heeft willen gebruiken en dat het diepwoelen daarin geen verandering heeft gebracht. Dat betekent dat de met het diepwoelen gemoeide kosten in het jaar 2010 ten laste van het resultaat kunnen worden gebracht. Niet in geschil is dat de totale kosten € 20.000 hebben bedragen. Eiser heeft, met een winstaandeel van 7,5%, derhalve recht op een kostenaftrek van € 1.500.”