ECLI:NL:GHAMS:2018:832
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake huurachterstand en proceskostencompensatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Stichting De Alliantie en N.A. Loogman-Amen, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [X]. De Alliantie had in eerste aanleg de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd, maar de kantonrechter had deze vorderingen afgewezen en de proceskosten gecompenseerd. De Alliantie ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij zij twee grieven indiende: de eerste tegen de afwijzing van de ontbinding en ontruiming, en de tweede tegen de compensatie van de proceskosten.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft De Alliantie aangegeven dat de huurachterstand inmiddels was voldaan, waardoor het geschil zich enkel nog richtte op de proceskosten. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de vordering tot ontbinding en ontruiming niet toewijsbaar was, aangezien de huurachterstand niet meer bestond. Echter, het hof oordeelde ook dat de proceskostencompensatie niet terecht was, omdat De Alliantie niet onterecht had gedagvaard en de kosten voor haar rekening dienden te komen. Het hof vernietigde daarom de beslissing van de kantonrechter over de proceskosten en veroordeelde Loogman in de volledige proceskosten van de eerste aanleg.
Het hof concludeerde dat de tweede grief van De Alliantie slaagde, en dat de proceskosten in hoger beroep tussen partijen dienden te worden gecompenseerd. De uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden waaronder een huurder in gebreke blijft en de rol van de bewindvoerder in dergelijke situaties.