Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
NJ2010/284).
Bewijsoverwegingen
– dat staat vast – toen buiten is geweest. Het hof brengt in dit verband nog in herinnering dat de door de dader gedragen spijkerbroek volgens de verklaringen van getuigen (ook) donkergrijs van kleur was. De verdachte heeft voor het verdwijnen van door hem gedragen jas en voor de aanleiding van het maken van het forse gat in de spijkerbroek geen (redelijke) verklaring gegeven. Voor de omstandigheid dat de verdachte over de rit van de Elperdreef naar de [adres 2] – normaliter een rit van ongeveer 15 minuten – vijf kwartier heeft gedaan, heeft de verdachte evenmin een plausibele verklaring gegeven. De opmerking van de verdachte dat hij ‘even zijn hoofd wilde leegmaken’ overtuigt het hof daarbij niet. Bij die stand van zaken geldt als meest voor de hand liggend scenario dat de verdachte zich in die vijf kwartier op enige locatie heeft ontdaan van zijn jas, omdat zich daarop – net als op het stuur van de Peugeot – (bloed)sporen bevonden die zijn daderschap konden aantonen en dat dit laatste ook gold voor de donkergrijze spijkerbroek, reden waarom hij een gedeelte uit de broek heeft verwijderd, één en ander met de kennelijke bedoeling om te voorkomen dat hij (door de politie) aan het misdrijf zou kunnen worden gekoppeld.
- de verdachte zijn familie, op het eerste moment dat het na zijn aanhouding was toegestaan om telefooncontact te hebben met zijn familie, herhaaldelijk heeft ingeprent dat alle telefoongesprekken worden opgenomen;
- [naam 11] , de broer van de verdachte, op 10 februari 2016 in een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek met [naam 4] heeft gevraagd of ‘het mes dat zoek is geraakt, dat weg is’ groot of klein is en dat [naam 4] [naam 11] hem daarop tweemaal, fluisterend, heeft bevolen zijn mond te houden;
- de verdachte zijn zus [naam 4] in een telefoongesprek van 8 maart 2016 tot twee maal toe om vergeving heeft gevraagd;
- [naam 9] , een andere zus van de verdachte die doende is geweest een andere raadsman voor de verdachte te vinden, op 21 maart 2016 in een gesprek met de verdachte heeft gezegd dat zij met ‘een advocaat van naam’ heeft gesproken en dat die tegen haar heeft gezegd dat het alleen maar goed is dat de verdachte niets zegt [het hof begrijpt: geen verklaring aflegt], maar dat hij niets meer [voor de verdachte] kan doen als de verdachte wel praat [het hof: een verklaring aflegt];
- de verdachte zich in een met zijn zus [naam 4] gevoerd telefoongesprek van 18 juni 2016 druk heeft gemaakt over de vraag of [naar het hof begrijpt: door de politie bij één van de doorzoekingen] een doosje is gevonden waarin ‘het’ zich bevond.
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straffen en (overige) beslissingen omtrent het beslag
- de verdachte heeft het voertuig in 2010 gekocht en in bezit gekregen (p. 222);
- er was maar één autosleutel beschikbaar (p. 208, p. 222), die in de tijd voorafgaand aan het incident bij de verdachte was (p. 208);
- de verdachte kon over de autopapieren beschikken (p. 361);
- de auto stond in de regel geparkeerd in de onmiddellijke omgeving van de woning waar de verdachte verbleef (p. 209);
- de verdachte reed vaak in de auto naar zijn werk (p. 209);
- andere personen reden (eigenlijk) niet in de auto (p. 222);
- de naaste familie van het slachtoffer en die van de verdachte, waaronder diens zwager [naam 5] , hebben verklaard dat de auto van de verdachte was (o.a. p. 132, p. 222);
- in een afgeluisterd telefoongesprek dat [naam 9] met de verdachte heeft gevoerd wordt gesproken over de mogelijkheid dat de auto [naar het hof begrijpt: door de politie] wordt teruggegeven, waarbij eerstgenoemde tegen de verdachte zegt: “Het hoeft niet, als je vrijkomt kopen we een andere auto voor je” (p. 361-362).
- in een prullenbak in de keuken een paar schoenen van het merk Nike (nummer 5 op de beslaglijst);
- in de hal diverse kledingstukken (nummers 31 tot en met 37 op de beslaglijst);
- op de leuning van de trap van de begane grond naar de eerste verdieping een blauwe broek (nummer 38 op de beslaglijst).
Vorderingen van de benadeelde partijen
b) reiskosten van en naar ‘De Bascule’ (t.b.v. de behandeling van de kinderen) € 441,84
kinderen
– zonder nadere toelichting met concrete feiten en omstandigheden, die ontbreekt – ter betwisting van de vordering niet kan volstaan met het verzoek overeenkomstig de rechtbank te beslissen. Gelet hierop en waar het hof voorts van oordeel is dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, ligt dit deel van de vordering (in totaal € 3.898,84) als onvoldoende gemotiveerd betwist voor toewijzing gereed. Het hof zal, zoals gevorderd, bepalen dat de aan de benadeelde partijen toegewezen som wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ingetreden. Bij het bepalen van dat moment zal hier (alsook bij de hierna toe te wijzen vergoedingen van materiële schade) waar mogelijk aansluiting worden gezocht bij de data van facturering van de gemaakte kosten. Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof ter zake daarvan de maatregel van artikel 36f Sr opleggen.
b) kosten reis naar Marokko voor de benadeelde partijen en de kinderen € 471,09
NJ2002/240). Deze lijn van jurisprudentie is sedertdien niet verlaten en de relevante wetsbepalingen van het Burgerlijk Wetboek zijn niet veranderd. Uit evengenoemd arrest volgt voorts dat het de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat om in afwijking van het wettelijk stelsel zonder meer een dergelijke genoegdoening – vergoeding van affectieschade – te bieden. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat thans bij de Staten-Generaal een wetsvoorstel aanhangig is dat onder meer beoogt te regelen dat nabestaanden kunnen worden gecompenseerd voor het leed dat zij ondervinden doordat een persoon met wie zij een affectieve band hebben ten gevolge van een geweldsmisdrijf komt te overlijden (wetsvoorstel 34257). De rechter heeft immers niet de vrijheid om, vooruitlopend op een eventueel door de wetgever door te voeren wijziging van de wet op dit punt, alvast een vergoeding voor affectieschade toe te kennen. Overigens is bij de behandeling in het parlement uiteengezet dat nabestaanden geen recht hebben op vergoeding van affectieschade als het overlijden heeft plaatsgevonden voordat de voorgestelde regeling in werking treedt (o.a. Kamerstukken II, 2015-2016, 34257, nr. 7, p. 22 e.v. en Handelingen II, 2016-2017, nr. 71, item 19, p. 11). Dit alles betekent dat de vorderingen van alle benadeelde partijen moeten worden afgewezen voor zover die zien op affectieschade.
NJ2010/398). Met artikel 6:106 BW is evenwel beoogd vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade slechts in beperkte mate mogelijk te maken, in verband waarmee voor vergoeding van shockschade alleen onder strikte voorwaarden plaats is. Hiermee strookt niet het vereiste van waarneming van het misdrijf of directe confrontatie met zijn ernstige gevolgen vanwege de aard of ernst van de normschending, zoals vanwege het opzettelijk begaan daarvan, terzijde te stellen of af te zwakken. Tegen deze achtergrond is voorshands niet evident dat de shockschade zoals die in de voorliggende zaak door de benadeelde partijen is opgevoerd, met stukken is onderbouwd en ter terechtzitting in hoger beroep is toegelicht, voor vergoeding in aanmerking kan komen. Het hof is van oordeel dat voor de goede beoordeling van dit onderdeel van de vorderingen een nadere vaststelling van de relevante feiten is vereist en gelegenheid voor een uitvoeriger juridisch debat moet worden geboden. Dit zou in deze fase van het strafproces een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. Alle benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen voor zover die zien op shockschade; zij kunnen dat deel van hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) jaren.
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
€ 3.898,84 (drieduizend achthonderdachtennegentig euro en vierentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) aan affectieschadeaf.
€ 6.516,76 (zesduizend vijfhonderdzestien euro en zesenzeventig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
48 (achtenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers niet opheft.
€ 10.000,00 (tienduizend euro) aan affectieschadeaf.
€ 10.000,00 (tienduizend euro) aan affectieschadeaf.
€ 10.000,00 (tienduizend euro) aan affectieschadeaf.
€ 268,44 (tweehonderdachtenzestig euro en vierenveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) aan affectieschadeaf.
€ 268,44 (tweehonderdachtenzestig euro en vierenveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 370,00 (driehonderdzeventig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) aan affectieschadeaf.
€ 370,00 (driehonderdzeventig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 2.000,00 (tienduizend euro) aan affectieschadeaf.
€ 268,44 (tweehonderdachtenzestig euro en vierenveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) aan affectieschadeaf.
€ 268,44 (tweehonderdachtenzestig euro en vierenveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
€ 2.000,00 (tienduizend euro) aan affectieschadeaf.