ECLI:NL:GHAMS:2018:733

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
13/703122-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis; beoordeling van recidivegrond en verzoek tot schorsing

Op 31 januari 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam in raadkamer uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1977 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was in detentie in het huis van bewaring Zaanstad. Het hof heeft kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2018, waartegen de verdachte hoger beroep had ingesteld. De advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. P.D. Popescu, waren aanwezig tijdens de zitting.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij het van oordeel was dat de kleine recidivegrond niet van toepassing was. Dit omdat de feiten die ten grondslag lagen aan de vordering tot inbewaringstelling dateren van vóór de onherroepelijke veroordeling van de verdachte op 6 november 2017. Ondanks eerdere feiten die de verdachte had gepleegd, oordeelde het hof dat er ernstige redenen waren om aan te nemen dat de verdachte opnieuw een misdrijf zou begaan, waarvoor een gevangenisstraf van zes jaren of meer kan worden opgelegd.

Het hof heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, evenals het beroep tegen de beschikking van de rechtbank, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen. De beslissing werd genomen in het belang van de strafvorderlijke belangen, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet zwaarder wogen. De beschikking is op dezelfde dag ter kennis gebracht van de verdachte door de advocaat-generaal.

Uitspraak

13/703122-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Zaanstad te Westzaan,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2018, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. P.D. Popescu.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Ambtshalve is het hof van oordeel dat de kleine recidivegrond niet van toepassing is, nu de onherroepelijke veroordeling waarna in het bevel gevangenhouding wordt verwezen, dateert van 6 november 2017 en de op de vordering inbewaringstelling vermelde feiten dateren van voor die tijd.
Gelet op het feit dat de verdachte eerder feiten heeft gepleegd die soortgelijk zijn aan de feiten zoals vermeld op de vordering inbewaringstelling, moet naar het oordeel van het hof ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld.
Gezien de aard en de ernst van de op de vordering inbewaringstelling vermelde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, ziet het hof geen aanleiding om de persoonlijke omstandigheden van de verdachte te laten prevaleren boven het strafvorderlijke belang. Het namens de verdachte gedane mondelinge schorsingsverzoek wordt daarom afgewezen. Het aanbieden tot het betalen van een borgsom leidt niet tot een andere afweging.
13/703122-17

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 31 januari 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter,
mrs. J.J.I. de Jong en M. Senden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 31 januari 2018,
de advocaat-generaal
13/703122-17
PROCES-VERBAALvan het onderzoek in raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, meervoudige strafkamer, van 31 januari 2018.
Tegenwoordig zijn
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter,
mrs. J.J.I. de Jong en M. Senden, raadsheren,
mr. M. Paapen, advocaat-generaal,
en mr. D. Boessenkool als griffier.
Aangezien de verdachte de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, vindt het onderzoek plaats met bijstand van de heer [naam], zijnde een in het register als bedoeld in artikel 2 van de Wet beëdigde tolken en vertalers ingeschreven tolk in de Roemeense taal. Hetgeen in raadkamer is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertaald.
Aanwezig is de verdachte, die op de vragen van de voorzitter heeft opgegeven te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Zaanstad te Westzaan,
teneinde te worden gehoord op het namens de verdachte ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2018, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.
De verdachte wordt bijgestaan door zijn raadsman mr. P.D. Popescu.
De voorzitter deelt de verdachte mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De raadsman overlegt stukken aan het hof, die aan dit proces-verbaal worden gehecht en waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.
De raadsman deelt, in aanvulling op deze stukken, met betrekking tot de onderstaande punten het navolgende mede:
Hetgeen ik zojuist heb overgelegd heeft betrekking op het persoonlijke leven van mijn cliënt. Deze stukken zijn al overgelegd in een eerdere strafzaak van cliënt. Hij is immers aangehouden toen hij werd vrijgelaten in die zaak. Voorts heb ik nog een bijlage, namelijk een brief van de vrouw van cliënt waaruit blijkt dat zij geopereerd moet worden. Cliënt heeft zelf al verklaard, op pagina 30 van het dossier, dat zij een cyste heeft in haar baarmoeder. Eigenlijk stond de operatie gepland op 29 januari, maar die is uitgesteld omdat zij nu alleen de zorg draagt voor hun minderjarige kinderen.
- Gronden: Het recidivegevaar in Nederland is niet aan de orde.
- Schorsing: Ik verzoek schorsing van de voorlopige hechtenis onder het opleggen van een waarborgsom van € 5000,--. Cliënt heeft stad en land afgebeld in Roemenië om dit geld bij elkaar te verzamelen.
13/703122-17
De verdachte verklaart:
Ten eerste, ik voel dit op mijn eigen lijf. Ik ben 40 jaar en ik heb zoiets nooit meegemaakt. Ik ben gestrest en depressief vanwege de situatie in mijn gezin. Met name om mijn vrouw die ziek is voelt het alsof ik nog tien keer harder gestraft word. Ik ben bang dat er iets met haar gebeurt en mijn kinderen geen moeder meer hebben. Misschien dat als er iets met mij gebeurd ik gevrijwaard ben van alles. Ik ben niet hierheen gekomen om strafbare feiten te plegen. Ik werk met auto’s. Ik heb in Engeland een bouwbedrijf gehad maar die is failliet gegaan. Ik heb veel te vertellen maar weinig te begrijpen. Ik heb twee kinderen uit een ander huwelijk en ik zorg al 18 jaar alleen voor ze. Hun moeder heeft ze achter gelaten. Ik wil niet dat ze in dezelfde situatie belanden als ik. Ik dank u en ik verzoek u een goede beslissing te nemen. Ik heb al 5 maanden gezeten.
Desgevraagd door de oudste raadsheer verklaart de verdachte:
U vraagt mij of ik zelf vind dat ik betrokken ben bij de feiten waarvan ik word verdachte. Nee ik ben niet betrokken.
De advocaat-generaal concludeert tot afwijzing van het beroep en tot afwijzing van het mondelinge schorsingsverzoek. Ter onderbouwing van dat standpunt deelt de advocaat-generaal mede:
- Ernstige bezwaren: De verdachte wordt herkend op beelden en het gegeven signalement past bij hoe de verdachte eruit ziet. Met name het postuur is opvallend en herkenbaar.
- Gronden: De recidivegrond is aanwezig, nu verdachte in korte tijd vaker met de politie in aanraking is gekomen.
- Schorsing: Ik verzoek het schorsingsverzoek af te wijzen. Ik mis de onderbouwing waarom het persoonlijke belang dient te prevaleren boven het strafvorderlijk belang. De aangeboden waarborgsom zegt mij weinig daarin.
De voorzitter sluit het onderzoek en deelt mee dat de beschikking van het gerechtshof zo spoedig mogelijk zal volgen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter is vastgesteld en ondertekend. De griffier is buiten staat dit proces-verbaal te ondertekenen.
[…]

[…]

[…]

[…]
[…]

[…]