ECLI:NL:GHAMS:2018:725

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
200.225.559/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken van Trinity Investment Group B.V. en onmiddellijke voorzieningen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] op 18 oktober 2017 een verzoekschrift ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Het verzoek betrof een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Trinity Investment Group B.V. (hierna: Trinity) over de periode vanaf augustus 2014 tot heden. Tevens verzocht [A] om onmiddellijke voorzieningen, waaronder de schorsing van [B] en [C] als bestuurders van Trinity en de benoeming van een derde persoon als bestuurder met zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid. De Ondernemingskamer heeft het verzoek behandeld op een openbare zitting op 21 december 2017, waar de advocaten van de betrokken partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de verhoudingen tussen [A] en [B] c.s. ernstig verstoord zijn, maar dat de besluitvorming binnen het bestuur van Trinity niet geblokkeerd was. De Ondernemingskamer oordeelde dat de opzegging van de managementovereenkomst van [A] en haar schorsing als bestuurder niet onredelijk waren, gezien de gebreken in de financiële administratie van Opwerk, een dochteronderneming van Trinity. De Ondernemingskamer heeft geconcludeerd dat er onvoldoende gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Trinity c.s. Het verzoek van [A] is afgewezen, en zij is veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

beschikking
__________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.225.559/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 1 maart 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. D.H.S. Donken
mr. L.I. Duterloo, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OPWERK UITZENDBUREAU B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRINITY INVESTMENT GROUP B.V.,
beide gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTERS,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. V.M. Besters, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster met [A] ;
  • verweersters respectievelijk met Opwerk en Trinity, en gezamenlijk met Trinity c.s.;
  • belanghebbenden respectievelijk met [B] en [C] , en gezamenlijk met [B] c.s.
1.2 [A] heeft bij op 18 oktober 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Trinity c.s. over de periode vanaf augustus 2014 tot heden. Daarbij heeft zij tevens verzocht – zakelijk weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding [B] c.s. te schorsen als bestuurders van Trinity en een derde persoon te benoemen als bestuurder van Trinity met zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid. Ten slotte heeft zij verzocht [B] c.s. te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3 [B] c.s. hebben bij op 30 november 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, – zakelijk weergegeven –
[A] niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen;
voor het geval de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Trinity c.s. beveelt, de door [A] verzochte onmiddellijke voorzieningen af te wijzen en bij wijze van onmiddellijke voorzieningen (voor zover nog vereist) [A] te schorsen als bestuurder van Trinity en Trinity c.s. te ontbinden;
alsmede [A] , althans Trinity c.s. te veroordelen in de kosten van het geding.
1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 21 december 2017. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht, onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties en mr. Besters aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen. [D] (hierna: [D] ) heeft namens [C] ook zelf het woord gevoerd. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2 De feiten

2.1
Trinity is op 1 augustus 2014 opgericht door [A] , [B] en [C] . Zij houden elk 33,3% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Trinity, vormen samen het bestuur van Trinity en zijn als bestuurders gezamenlijk bevoegd om de vennootschap te vertegenwoordigen. [A] , [B] en [C] zijn de persoonlijke vennootschappen van respectievelijk [E] (hierna: [E] ), [F] (hierna: [F] ) en [D] . [E] en [F] zijn broers. Op 10 september 2014 heeft Trinity alle aandelen in het geplaatste kapitaal van Opwerk verworven en is sindsdien tevens enig bestuurder van Opwerk.
2.2
Tussen Opwerk en Trinity is een managementovereenkomst van toepassing op grond waarvan aan Trinity een managementfee wordt betaald. Trinity betaalt op grond van afzonderlijke managementovereenkomsten uit dit bedrag vervolgens managementfees aan de persoonlijke holdings van de drie bestuurders. DY Investments is algemeen directeur van Trinity c.s., [C] commercieel directeur en [A] financieel directeur. [A] en [B] hebben beide toegang en inzage in de bankrekening van Opwerk. [B] heeft daarnaast toegang en inzage in de bankrekening van Trinity.
2.3
Opwerk houdt zich bezig met de exploitatie van uitzendactiviteiten en richt zich meer in het bijzonder op het plaatsen van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt bij ondernemingen. In dat kader heeft Opwerk diverse samenwerkingsovereenkomsten met de gemeente Den Haag gesloten op basis waarvan zij een vergoeding ontvangt per succesvolle plaatsing. Opwerk genereert circa 60%-80% van haar omzet uit opdrachten van de gemeente Den Haag. Daarnaast ontplooit Opwerk payroll-activiteiten.
2.4
Vanaf september 2016 hebben [B] c.s. de mogelijkheid onderzocht Trinity c.s. te verkopen. [A] is voor de gesprekken met de door [B] c.s. aangezochte bemiddelaar uitgenodigd, maar heeft daaraan niet deelgenomen. Deze besprekingen hebben geleid tot overnamegesprekken met een geïnteresseerde partij, echter zonder resultaat. Bij e-mail van 12 december 2016 heeft [A] op een aantal potentiële kopers gewezen. Een overname heeft niet plaatsgevonden.
2.5
In februari 2017 is het [B] c.s. gebleken dat [A] een bedrag van in totaal circa € 12.700 vanaf de bankrekening van Opwerk had opgenomen ter voldoening van privé aankopen bij diverse bouwmarkten. [A] heeft toegezegd het bedrag te zullen terugbetalen aan Opwerk. De vordering op [A] is thans verwerkt in een rekening-courantverhouding met Opwerk.
2.6
Gedurende de periode februari 2017 tot en met september 2017 heeft [F] in totaal € 228.500 overgemaakt van Opwerk naar Trinity.
2.7
Vanaf maart 2017 hebben partijen diverse besprekingen gevoerd over de beëindiging van hun samenwerking. In dat kader hebben [B] c.s. in juli 2017 een voorstel gedaan tot uitkoop van [A] per 1 augustus 2017.
2.8
In juli 2017 is tussen de Gemeente Den Haag en Opwerk bij wijze van proef een samenwerkingsovereenkomst gesloten met betrekking tot het project Social Impact Bond (hierna: project SIB). Op grond van de overeenkomst leveren Service Punt Arbeid van de gemeente Den Haag en Opwerk tien jongeren aan die worden opgeleid en gecertificeerd voor een functie binnen de bouw, logistiek en techniek. De overeenkomst kent een looptijd van 1 augustus 2017 tot en met 1 november 2017 en eindigt van rechtswege. De gemeente Den Haag kent aan Opwerk per aangemelde kandidaat een vergoeding toe van € 2.500, welk bedrag met € 2.500 wordt verhoogd per kandidaat met wie een arbeidsovereenkomst wordt gesloten. Partijen zijn een maximale contractwaarde overeengekomen van € 50.000. Op 31 augustus 2017 heeft [F] , met cc aan [D] , namens Opwerk aan de accountmanager van het Service Punt Arbeid een lijst van potentiële kandidaten toegestuurd.
2.9
Bij e-mail van 21 juli 2017 heeft [C] namens Opwerk met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden de huurovereenkomst van de bedrijfsruimte opgezegd.
2.1
In augustus 2017 hebben partijen, nu onder begeleiding van een bemiddelaar, de besprekingen over een beëindiging van hun samenwerking voortgezet. Op 8 september 2017 heeft de bemiddelaar namens [B] c.s. aan [A] een voorstel toegestuurd dat kort samengevat inhoudt dat [A] per 31 december 2017 de door [B] c.s. gehouden aandelen in Trinity overneemt voor € 1 en dat [B] c.s. via een door hen nieuw op te richten vennootschap uitzendactiviteiten gaan ontplooien en de op die activiteiten betrekking hebbende klantenrelaties van Opwerk om niet met hen mee overgaan. De payrollactiviteiten met bijbehorende klantenrelaties blijven in het voorstel achter in Opwerk en zullen kunnen worden voortgezet door Trinity en [A] .
2.11
[B] c.s. hebben op 14 september 2017 Nirvana Investment B.V. (hierna: Nirvana) opgericht waarvan zij tevens gezamenlijk het bestuur vormen. Op dezelfde datum is voorts Vandaag Talent B.V. (hierna: Vandaag Talent) opgericht waarvan Nirvana enig bestuurder en aandeelhouder is.
2.12
Op 15 september 2017 hebben [B] c.s. de kantoorinventaris inclusief de boekhouding uit het kantoorpand verhuisd.
2.13
Op diezelfde datum heeft de raadsman van [A] een stappenplan voorgesteld, gericht op een ontvlechting per 1 oktober 2017. Daarin is ook verzocht om inzage in de correspondentie en documentatie aangaande het project SIB. Op 19 september 2017 heeft de advocaat van [A] aan de bemiddelaar een concept ‘Dealmemo’ toegestuurd. Daarin wordt kort gezegd uitgegaan van verkoop door [A] van haar aandelen in Trinity aan [B] c.s. per 1 oktober 2017 voor € 100.000 alsmede overdracht door Trinity van alle payrollactiviteiten aan [A] .
2.14
Tijdens een directievergadering op 29 september 2017 hebben partijen verder gesproken over de ontstane situatie zonder tot een oplossing te komen. Ter vergadering is besloten een aandeelhoudersvergadering te beleggen. Ook is gestemd over het opzeggen van de managementovereenkomst tussen [A] en Trinity, waarbij [B] c.s. voor hebben gestemd en [A] tegen, en vervolgens op verzoek van [A] over beëindiging van de managementovereenkomsten van [B] c.s. met Trinity, waarbij [A] is overstemd.
2.15
Bij brief en e-mail van 5 oktober 2017 hebben [B] c.s. namens Trinity de managementovereenkomst tussen [A] en Trinity met inachtneming van de opzegtermijn opgezegd tegen 1 januari 2018. De opzegging is bij e-mails van 29 en 30 november 2017 nogmaals aan [A] bevestigd.
2.16
Op 6 oktober 2017 heeft [A] de accountant van Trinity c.s. verzocht alle bankafschriften van Trinity over 2017 aan haar toe te sturen. De accountant heeft het verzoek aan [B] c.s. doorgeleid. Bij gelijke datum heeft de advocaat van [A] bij het bestuur van Trinity c.s. bezwaren tegen het beleid binnen Trinity c.s. kenbaar gemaakt, onder meer met betrekking tot de overboeking van gelden van Opwerk naar Trinity, het uitsluiten van [A] van toegang tot de bankrekening van Trinity, computerbestanden en e-mailserver alsmede de verhuizing van de kantoorinventaris. In november 2017 zijn de bankafschriften van Trinity aan de advocaat van [A] verstrekt.
2.17
Op 9 oktober 2017 hebben [B] c.s. [A] bericht dat de uitbetaling van de managementfees door Trinity over september 2017 is opgeschort in verband met liquiditeitsproblemen van Trinity c.s. Zij schrijven dat de boekhouding van Opwerk niet op orde is, dat er daardoor geen overzicht is van de financiële situatie en dat [B] c.s. bezig zijn de achterstanden in de facturatie vanuit Opwerk weg te werken zodat betaling aan de crediteuren alsmede de managementfee aan Trinity weer kan plaatsvinden.
2.18
Voor een op 18 oktober 2017 te houden aandeelhoudersvergadering van Trinity stond onder meer de schorsing van [A] als bestuurder geagendeerd. In verband met de afwezigheid van [A] is diezelfde dag een tweede aandeelhoudersvergadering uitgeschreven te houden op 31 oktober 2017.
2.19
Op 25 oktober 2017 heeft [A] € 32.670 vanaf de bankrekening van Opwerk aan zichzelf overgemaakt met de omschrijving ‘Managementfee sep t/m dec 2017’. [B] c.s. hebben [A] bij e-mails van 26 oktober 2017 en 2 november 2017 gesommeerd voornoemd bedrag, alsmede het eerder onttrokken bedrag van € 15.000 binnen drie dagen aan Opwerk terug te betalen.
2.2
Tijdens de aandeelhoudersvergadering van Trinity op 31 oktober 2017 is [A] met onmiddellijke ingang geschorst. [A] was niet ter vergadering aanwezig. Op 2 november 2017 is de schorsing per e-mail aan [A] bevestigd en is medegedeeld dat in navolging daarop haar inloggegevens van de bankrekening van Opwerk en e-mailaccount zijn geblokkeerd. In diezelfde e-mail stellen [B] c.s. [A] nogmaals voor om bij wijze van beëindiging van hun samenwerking i) de aandelen van [B] c.s. in Trinity tegen de voorwaarden zoals geformuleerd in het Dealmemo over te nemen danwel ii) de activiteiten te staken en over te gaan tot vereffening en ontbinding van Trinity c.s.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft aan haar stelling dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Trinity c.s. en dat onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd:
Als gevolg van ernstig verstoorde verhoudingen is er sprake van een impasse binnen het bestuur en de aandeelhoudersvergadering van Trinity c.s. hetgeen heeft geleid tot een (niet rechtsgeldige) opzegging op 5 oktober 2017 van de managementovereenkomst tussen [A] en Trinity per 1 januari 2018 en haar schorsing als bestuurder per 31 oktober 2017. Daarmee hebben [B] c.s. [A] bewust buitenspel gezet.
Zonder rechtsgeldige titel is € 228.500 overgeboekt van Opwerk naar Trinity, als gevolg waarvan Opwerk niet langer aan haar lopende betalingsverplichtingen kan voldoen. [B] c.s. weigeren [A] ten onrechte inzage te geven in de bankrekening van Trinity.
Door toedoen van [B] c.s. heeft [A] sinds 15 september 2017 geen toegang meer tot de computerbestanden en sinds 28 september 2017 tot de e-mailserver van Trinity c.s. Hierdoor is [A] niet meer in staat namens Opwerk facturen op te maken en/of te betalen waardoor Opwerk thans minimaal € 85.000 onbetaald heeft gelaten en debiteuren niet gefactureerd worden. Desondanks weigeren [B] c.s. de toegang tot de computerbestanden en e-mailserver te herstellen.
[B] c.s. hebben namens Opwerk buiten medeweten van [A] de huurovereenkomst van het bedrijfspand opgezegd en de volledige kantoorinventaris verhuisd naar een nieuw, voor [A] onbekend adres.
[B] c.s. hebben de samenwerkingsovereenkomst met de gemeente Den Haag en de facturatie terzake het project SIB (en mogelijk andere projecten) voor [A] verzwegen. [A] vermoedt dat [B] c.s. in strijd met de belangen van Trinity c.s. handelen door via Nirvana en Vandaag Talent B.V. met Trinity c.s. concurrerende activiteiten te ontplooien waarmee aan Opwerk omzet en winst wordt onthouden.
Tot slot heeft [E] erkend dat hij voor een bedrag van €12.700 privé-betalingen heeft verricht met gelden van Opwerk, maar volgens hem na overleg en met instemming van [B] c.s. Volgens [E] hebben ook [F] en [D] verschillende privékosten met gelden van Trinity c.s. voldaan. Ter zitting heeft [A] verklaard dat zij bereid en in staat is het bedrag per ommegaande terug te betalen.
3.2
[B] c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dit verweer ingaan.
3.3
De Ondernemingskamer ziet aanleiding om de stellingen van [A] zoals vermeld onder 3.1 sub a) en c) gezamenlijk te behandelen.
Ad a) en c)
3.4
Niet in geschil is dat de verhoudingen tussen [A] en [B] c.s. in ieder geval sinds februari 2017 wegens een wederzijds gebrek aan vertrouwen ernstig zijn verstoord. Zoals [B] c.s. evenwel terecht hebben aangevoerd heeft de besluitvorming binnen het bestuur (in ieder geval sinds de schorsing van [A] als bestuurder van Trinity c.s. per 31 oktober 2017) en de aandeelhoudersvergadering van Trinity c.s. als gevolg van de zeggenschapsverhoudingen niettemin telkens doorgang kunnen vinden. Van een blokkade in de besluitvorming is ook niet gebleken.
[B] c.s. hebben voorts aangevoerd dat zij vanaf februari 2017 meer toezicht zijn gaan houden op de financiële administratie van Opwerk die niet op orde bleek te zijn. Gebreken in de administratie hebben volgens [B] c.s. niet alleen geleid tot liquiditeitsproblemen, maar [A] heeft daarmee eveneens de relatie met de gemeente Den Haag onder druk gezet. Zo heeft de gemeente Den Haag na een foutieve facturatie van [A] in april 2017 alle eerder verzonden facturen gecontroleerd en daarbij geconstateerd dat er werd gefactureerd voor niet geleverde diensten. Dit heeft ertoe geleid dat nog geen enkele facturatie over 2017 door de gemeente Den Haag is geaccordeerd en de contracten niet meer worden verlengd. Ook binnen de payroll-activiteiten zijn problemen rondom de (tijdige) facturatie geconstateerd. Bij gebreke van voldoende saldo heeft Opwerk uiteindelijk geld moeten lenen van Trinity en is de betaling van managementfees opgeschort waarmee [B] c.s. de crediteurenachterstand hebben kunnen wegwerken en er thans geen sprake meer is van openstaande facturen. [B] c.s. hebben daarmee in het belang van Trinity c.s. gehandeld. De overboeking van € 32.670 op 25 oktober 2017 door [A] heeft vervolgens geleid tot haar schorsing op 31 oktober 2017.
In het licht van het voorgaande (daarbij in aanmerking nemend dat [A] de door [B] c.s. aangevoerde gebreken in de administratie onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken) komt de Ondernemingskamer de opzegging van de managementovereenkomst en de schorsing niet onredelijk voor, althans niet als een aan [B] c.s. te verwijten poging om [A] zonder aanvaardbare reden buitenspel te zetten. Of aan de opzegging van de managementovereenkomst van [A] gebreken kleven, kan thans in het midden blijven nu [A] , zoals zij ter zitting verklaarde, (de facto) heeft berust in de beëindiging van haar managementovereenkomst per 1 januari 2018 alsmede in haar daarop volgende schorsing als bestuurder van Trinity.
3.5
In het licht van het voorgaande acht de Ondernemingskamer het voorts niet onredelijk dat [B] c.s. de in 3.1 sub c genoemde maatregelen hebben getroffen. Dat dit op de door [A] genoemde data is gebeurd en dat [A] al ruim voorafgaand aan haar schorsing op 31 oktober 2017 geen toegang meer had tot haar
e-mailaccount, computerbestanden en de bankrekening van Opwerk hebben [B] c.s. gemotiveerd betwist en zij hebben er daarbij terecht op gewezen dat [A] kennelijk wel toegang had tot de bankrekening van Opwerk nu zij op 25 oktober 2017 een bedrag van € 32.670 aan zichzelf heeft overgemaakt. Voorts blijkt uit door [A] zelf overgelegde producties dat zij ook na 28 september 2017 toegang had tot haar e-mail en in staat was op 6 oktober 2017 de managementfee facturen op te maken.
Het in 3.1 sub c weergegeven verwijt van [A] leidt derhalve evenmin tot een gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid of juiste gang van zaken van Trinity c.s.
Ad b)
3.6
[B] c.s. hebben met betrekking tot de overboekingen van Opwerk naar Trinity aangevoerd dat op advies van de accountant en telkens met medeweten en instemming van [A] de in Opwerk overtollige liquide middelen werden overgemaakt (‘afgeroomd’) naar Trinity, van waaruit vervolgens de managementfees en het dividend werden uitgekeerd. Ook werd een gedeelte overgemaakt naar de spaarrekening van Trinity. Indien Opwerk liquide middelen nodig bleek te hebben om betalingen te verrichten dan werd er een bedrag teruggestort naar Opwerk, aldus [B] c.s.
3.7
De Ondernemingskamer stelt in dit kader voorop dat de door [B] c.s. beschreven gang van zaken niet ongebruikelijk is in concernverhoudingen en niet gezegd kan worden dat de belangen van Trinity c.s. erdoor zijn geschaad. Uit de door [B] c.s. overgelegde
what’s app-gesprekken blijkt naar het oordeel van de Ondernemingskamer genoegzaam dat de overboekingen vanuit Opwerk telkens met medeweten en instemming van [A] werden verricht, dat [A] zelf ook overboekingen verrichtte en aan [B] verzocht gelden naar de spaarrekening van Trinity over te boeken, dat partijen onderling communiceerden over benodigde terugstortingen en dat aan [A] geregeld inzicht werd geboden in het spaarsaldo van Trinity.
Ten aanzien van het verwijt van [A] met betrekking tot het weigeren van toegang tot de bankrekening van Trinity overweegt de Ondernemingskamer als volgt. De Ondernemingskamer stelt voorop dat de financiële gang van zaken binnen een vennootschap onderdeel uitmaakt van het algemene, collectieve takenpakket van het bestuur en dat het ten behoeve van een behoorlijke taakvervulling geboden is dat aan de medebestuurder(s) informatie dienaangaande wordt verschaft. Een onderlinge taakverdeling doet hier niet aan af. Kennelijk zijn partijen sinds de aanvang van hun samenwerking met wederzijdse instemming van dit uitgangspunt afgeweken en hebben [B] c.s. volstaan met het geven van updates aan [A] over het spaarsaldo van Trinity. Eerst op 6 oktober 2017 heeft [A] verzocht om inzage en toegang tot de bankrekening van Trinity. Op 31 oktober 2017 is [A] vervolgens geschorst en zijn de bankafschriften begin november 2017 alsnog aan haar verstrekt, zoals [A] ter zitting heeft bevestigd. Hoewel de Ondernemingskamer, gelet op voornoemd uitgangspunt, van oordeel is dat aan [A] in ieder geval gedurende de periode van 6 oktober 2017 tot 31 oktober 2017 als bestuurder openheid van zaken had moeten worden verschaft, acht de Ondernemingskamer dit punt, gelet op de beperkte duur en overige gebeurtenissen binnen die periode, evenwel van onvoldoende gewicht om dit te kwalificeren als een gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid en gang van zaken van Trinity c.s.
3.8
[B] c.s. hebben gesteld dat zij [A] begin november 2017 ook de mogelijkheid hebben geboden onderzoek te doen naar alle boeken en bescheiden van Trinity c.s. Ter zitting heeft [A] verklaard dat dit aanbod haar niet bekend is. Nu [B] c.s. ter zitting hebben toegezegd dat dit aanbod nog steeds staat, acht de Ondernemingskamer het belang van [A] in haar huidige positie van aandeelhouder op dit punt afdoende gewaarborgd.
Ad d)
3.9
[B] c.s. hebben ten aanzien van het gestelde in 3.1 sub d) onweersproken toegelicht dat in verband met een geschil met de verhuurder het bestuur gezamenlijk heeft besloten de huurovereenkomst te beëindigen. De Ondernemingskamer acht onvoldoende aannemelijk geworden dat [A] niet bij de voorgenomen verhuizing betrokken was. Uit de door [B] c.s. overgelegde stukken blijkt onder meer dat [A] bij e-mail van 4 juli 2017 diverse alternatieve bedrijfslocaties aan [B] c.s. heeft voorgesteld. [A] heeft niet toegelicht wat daarvan de bedoeling was als verhuizing niet aan de orde was. Ook blijkt nergens uit dat [A] na kennisname van de opzeggingsmail van 24 juli 2017 de kwestie onmiddellijk intern aan de orde heeft gesteld, zoals voor de hand had gelegen als zij daardoor zou zijn overvallen.
Dat [A] niet wist dat het huisadres van [B] het nieuwe adres van Trinity c.s. was komt de Ondernemingskamer evenmin aannemelijk voor nu dit reeds blijkt uit de door [A] overgelegde uittreksels van het handelsregister van Opwerk (d.d. 21 augustus 2017) en Trinity (d.d. 2 augustus 2017). Hoewel de Ondernemingskamer van oordeel is dat van [B] c.s. had mogen worden verwacht dat zij [A] desgevraagd hieromtrent duidelijkheid hadden verschaft, acht de Ondernemingskamer dit punt van onvoldoende gewicht om te kwalificeren als een gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid en gang van zaken.
Ad e)
3.1
[B] c.s. hebben aangevoerd dat het teruglopen van de omzet van Opwerk niet het gevolg is van het buiten de boeken houden van omzet, waaronder die van het project SIB, maar het gevolg is van eindigende samenwerking met de gemeente Den Haag, veruit de grootste klant van Opwerk. De met de gemeente Den Haag gesloten overeenkomsten waren van tijdelijke aard en bedoeld als crisismaatregel om meer mensen aan het werk te krijgen. Inmiddels is gebleken dat de opdrachten van Opwerk niet meer worden verlengd. Het project SIB was een proef van de gemeente Den Haag en die heeft laten weten het project vanaf nu zelf te gaan uitvoeren. Naar verwachting zal de omzet over de maand januari 2018 nog slechts 20% ten opzichte van de voorgaande jaren zijn en voornamelijk nog bestaan uit de payroll-activiteiten, aldus [D] ter zitting. De orderportefeuille van Opwerk is zo goed als leeg en er is geen concreet uitzicht op een nieuwe samenwerking met de gemeente Den Haag, of een andere gemeente of partij. Een vereffening en liquidatie ligt daarom volgens [B] c.s. thans meer voor de hand.
Ten aanzien van het project SIB hebben [B] c.s. aangevoerd dat de facturatie van het project SIB nog niet heeft plaatsgevonden omdat er nog niets te declareren viel. De samenwerkingsovereenkomst voor het project SIB is op naam en briefpapier van Opwerk gesloten en alle communicatie hierover is telkens namens en via de e-mailaccounts van Opwerk verlopen. Informatie over dit project is [A] derhalve niet (bewust) onthouden. Gelet op de onderlinge taakverdeling lag het ook voor de hand dat [B] c.s. fungeerden als eerste aanspreekpunten, aldus [B] c.s.
[B] c.s. hebben de vennootschappen Nirvana en Vandaag Talent alvast opgericht omdat zij voorzien dat vanaf januari 2018 vanuit Trinity c.s. weinig inkomsten meer gegenereerd kunnen worden. Ter zitting heeft [D] verklaard dat zij zich met Vandaag Talent in de toekomst weer meer op het gebied van coaching willen gaan richten. Een en ander is ook vastgelegd in de (aangepaste) doelomschrijving in het handelsregister van de KvK. De te ontplooien activiteiten, waarvan thans nog geen sprake is, zullen derhalve niet concurreren met de activiteiten van Opwerk, aldus [B] c.s.
3.11
De Ondernemingskamer heeft geen toereikende redenen om aan te nemen dat het hiervoor weergegeven verweer van [B] c.s. onjuist is, ook omdat [A] deze feiten en omstandigheden, ook ter zitting, niet wezenlijk heeft weersproken. Van enige concrete bedrijfsactiviteiten, gesloten samenwerkingsovereenkomsten van Vandaag Talent dan wel gewijzigde betalingsinstructies jegens opdrachtgevers van Opwerk is niet gebleken. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer hebben [B] c.s. voldoende gemotiveerd toegelicht dat de uitzendactiviteiten van Opwerk opdrogen, nu de gemeente Den Haag als grootste opdrachtgever geen nieuwe samenwerkingsovereenkomsten met Opwerk heeft gesloten. Tegenover dit gemotiveerde verweer acht de Ondernemingskamer de stelling van [A] dat de lege orderportefeuille is veroorzaakt door de concurrerende activiteiten althans het omleiden van omzet, onvoldoende aannemelijk. De Ondernemingskamer gaat er daarbij van uit dat, zoals [D] ter zitting heeft verklaard, het project SIB thans is afgerond en de facturatie door Opwerk aan de gemeente Den Haag nu zal kunnen plaatsvinden.
3.12
Gelet op al het vorenstaande komt de Ondernemingskamer tot de slotsom dat, ook in samenhang bezien, onvoldoende is gebleken van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Trinity c.s. Het verzoek van [A] tot het gelasten van een onderzoek zal derhalve worden afgewezen. Aan het treffen van onmiddellijke voorzieningen komt de Ondernemingskamer dan niet toe, zodat ook het daarop betrekking hebbende verzoek zal worden afgewezen.
3.13
De Ondernemingskamer zal [A] als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van het geding.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van [A] af;
veroordeelt [A] in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van [B] en [C] gezamenlijk begroot op € 3.398;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. mr. F. van der Wel RA en drs. J.S.T. Tiemstra RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Prins, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 1 maart 2018.