ECLI:NL:GHAMS:2018:612

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
23-004320-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van bewustheid bij wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, specifiek een revolver van het merk Xythos, kaliber 2 mm penvuur, op of omstreeks 15 april 2016 te Amsterdam. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die de verdachte eerder had vrijgesproken.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 februari 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van voorarrest had geëist. Het hof heeft echter vastgesteld dat voor een veroordeling op basis van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie vereist is dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een bij de verdachte bestaande mate van bewustheid dat het voorwerp dat zij en haar medeverdachte in de auto voorhanden hadden, een wapen betrof.

Het hof nam in overweging dat het wapen klein van formaat was en zichtbaar als sierhanger aan de zonneklep in de auto hing. Bovendien was het wapen niet geladen en was er geen munitie aangetroffen. Er was ook geen bewijs van gebruik van het voorwerp als wapen. Gezien deze omstandigheden concludeerde het hof dat de verdachte niet in de verdediging was geschaad door eventuele taalfouten in de tenlastelegging en sprak de verdachte vrij. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004320-16
datum uitspraak: 27 februari 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-701718-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (vuur)wapens van categorie III, onder I, te weten een vuurwapen, te weten een revolver (merk Xythos, kaliber 2 mm penvuur), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.

Vrijspraak

Vooropgesteld moet worden dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie is vereist dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte van de aanwezigheid van dat wapen of die munitie.
Het hof is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor een bij de verdachte bestaande mate van bewustheid dat het voorwerp dat zij en de medeverdachte in de auto voorhanden hadden een wapen betrof als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat het wapen weliswaar het uiterlijk van een vuurwapen had, maar zeer klein van formaat was en voor een ieder zichtbaar als sierhanger aan een zonneklep in de auto hing. Voorts was het wapen niet geladen, is onder de verdachte en de medeverdachte geen munitie aangetroffen en is ook niet gebleken van enig gebruik van het voorwerp als wapen, zodat ook hieruit niet kan worden afgeleid dat de verdachte zich min of meer bewust was van de aard en de eigenschappen van dat voorwerp.
De verdachte moet hierom worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 februari 2018.