In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2018 een beschikking gegeven inzake het verzoek van [A] tegen de besloten vennootschap FTB Multidisciplinair Gezondheidscentrum B.V. en [B]. De Ondernemingskamer had eerder op 26 oktober 2017 een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van FTB over de periode vanaf 22 december 2014. Dit onderzoek was ingesteld vanwege zorgen over de gang van zaken binnen de vennootschap. Bij de beschikking van 26 oktober 2017 werd ook een commissaris benoemd om het onderzoek te begeleiden. Echter, op 31 januari 2018 verzocht de benoemde commissaris, H.C. van Eyck van Heslinga, om ontheffing uit zijn functie, omdat de vennootschap en haar aandeelhouders niet in staat waren om de benodigde zekerheid te stellen voor de uitvoering van zijn werkzaamheden.
De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over dit verzoek kenbaar te maken. Op 9 februari 2018 heeft mr. Mense namens [B] aangegeven dat de vennootschap de kosten van het onderzoek niet kan dragen en dat verzoekster [A] deze kosten ook niet wil betalen. Dit leidde tot de conclusie dat het onderzoek niet kon doorgaan. Op 22 februari 2018 heeft mr. Mense aan de Ondernemingskamer bericht dat partijen tot een regeling waren gekomen, die inhield dat de enquêteprocedure beëindigd zou worden.
De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen inhoudelijke reacties van [A] en FTB zijn ontvangen op eerdere brieven en dat er geen bezwaren zijn tegen de beëindiging van het onderzoek. Daarom heeft de Ondernemingskamer besloten om het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening met ingang van 23 februari 2018 te beëindigen. Tevens is de commissaris ontheven uit zijn functie, zoals verzocht. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.