ECLI:NL:GHAMS:2018:577
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en verrekening in kort geding tussen B.R. Investments B.V. en Middenmeer B.V.
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen B.R. Investments B.V. (hierna: BRI) en Middenmeer B.V. (hierna: Middenmeer). BRI is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de Rechtbank Amsterdam, waarin Middenmeer in het gelijk is gesteld. BRI had een bedrag van € 200.000,- geleend aan Middenmeer, maar betwistte de bevoegdheid van de voorzieningenrechter en de toewijsbaarheid van de vorderingen van Middenmeer. De voorzieningenrechter had zich bevoegd geacht en Middenmeer in zijn vorderingen toegewezen, terwijl BRI's verzoeken werden afgewezen. BRI stelde dat de zaak niet geschikt was voor kort geding, gezien de complexiteit van de overeenkomsten tussen partijen.
Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter terecht bevoegd was, omdat deze zich op basis van de forumkeuze van partijen bevoegd had verklaard. Het hof concludeert dat de vordering van BRI niet toewijsbaar is, omdat de mogelijkheid van verrekening open blijft en de vordering onvoldoende aannemelijk is. De vorderingen van BRI tot overdracht van intellectuele eigendomsrechten worden eveneens afgewezen, omdat niet is aangetoond dat BRI recht heeft op deze rechten. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van Middenmeer af, waarbij Middenmeer in de kosten van het geding wordt veroordeeld.