ECLI:NL:GHAMS:2018:553

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
23-004927-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal en straatroof met vrijspraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971 en momenteel gedetineerd, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere diefstallen, waaronder winkeldiefstal met geweld. Het hof heeft de zaak onderzocht naar aanleiding van de zittingen op 30 augustus 2016 en 16 januari 2018. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van goederen uit een supermarkt en een portemonnee, waarbij geweld werd gebruikt tegen de slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat er aanzienlijke discrepanties waren in de verklaringen van getuigen en de aangever in de zaak van de straatroof, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte in die zaak. De bewezenverklaring van de winkeldiefstallen werd wel gehandhaafd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld in de supermarkt en een andere winkeldiefstal, maar sprak hem vrij van de straatroof. De rechtbank had eerder een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd, maar het hof besloot om geen ISD-maatregel op te leggen vanwege onvoldoende informatie over de resocialisatie mogelijkheden van de verdachte als ongewenst vreemdeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven weken. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004927-15
datum uitspraak: 30 januari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2015 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-800407-15 en 15-054017-14 en 15-800239-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2016 en 16 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-800407-15:
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen drie, althans een of meer blik(ken) carvan cevitam en/of twee, althans een fles(sen) Bailey's en/of een fles port en/of vijf, althans een of meer zak(ken) senseo, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jumbo Supermarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] tegen de borst heeft gestompt/geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, (telkens) die [slachtoffer 1] tegen het lichaam heeft geduwd en/of aan het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft getrokken;
Zaak met parketnummer 15-054017-14 (gevoegd):
hij op of omstreeks 18 september 2013 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 2] achterna is gelopen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] op/tegen de schouder, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer 2] heeft geduwd, in elk geval die [slachtoffer 2] ten val heeft gebracht en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 2] is gaan liggen en/of gaan zitten;
Zaak met parketnummer 15-800239-15 (gevoegd):
hij op of omstreeks 01 juni 2015 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gelegen aan de Europaboulevard, heeft weggenomen een hoeveelheid garnalen en/of rivierkreeftjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Dekamarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Zaak met parketnummer 15-054017-14 (gevoegd):
Het hof constateert dat er aanzienlijke discrepanties zijn tussen de verklaring van de barvrouw, de getuige [getuige], en die van de aangever, [slachtoffer 2] onder meer voor wat betreft het vertrek van de mogelijke dader van de straatroof uit café Bruintje. Zo verklaart getuige [getuige] die het ten laste gelegde incident overigens zelf niet heeft gezien, dat de persoon – die zij kent onder naam [verdachte] en die zij heeft genoemd als de vermoedelijke dader – een half uur voor sluitingstijd in bijzijn van de aangever de bar is uitgezet, terwijl de aangever heeft verklaard dat de persoon die hem heeft overvallen reeds veel eerder is vertrokken. De aangever legt daarbij ook niet verband tussen de persoon die mede met zijn hulp uit de bar zou zijn verwijderd en de persoon van de overvaller.
Het hof merkt voorts op dat met de herkenningen door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zeer omzichtig moet worden omgegaan, gelet op de kwaliteit van de beelden en de omstandigheid dat zij de beelden van de straatroof hebben bekeken nadat zij reeds het vermoeden hadden dat het om de verdachte zou gaan. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het gelet op de slechte kwaliteit van de beelden niet zelf de identiteit van de persoon op de beelden heeft kunnen vaststellen, noch gelijkenissen met de persoon van de verdachte heeft kunnen constateren.
Gelet daarop en mede in het licht van eerder genoemde discrepanties is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 15-054017-14 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15‑800407-15 en in de zaak met parketnummer 15-800239-15 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 15-800407-15:
hij op 15 september 2015 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkelpand, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen drie blikken Karvan Cevitam en twee flessen Bailey's en een fles port en vijf zakken Senseo, toebehorende aan Jumbo Supermarkt, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] tegen de borst heeft gestompt en die [slachtoffer 1] tegen het lichaam heeft geduwd en aan het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft getrokken;
Zaak met parketnummer 15-800239-15 (gevoegd):
hij op 1 juni 2015 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel, gelegen aan de Europaboulevard, heeft weggenomen een hoeveelheid garnalen en rivierkreeftjes, toebehorende aan Dekamarkt.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-800407-15 en in de zaak met parketnummer 15-800239-15 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-800407-15 en in de zaak met parketnummer 15-800239-15 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-800407-15 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het in de zaak met parketnummer 15-800239-15 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-800407-15 en in de zaak met parketnummer 15-800239-15 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 15-800407-15, in de zaak met parketnummer 15-800239-15 en in de zaak met parketnummer 15‑054017‑14 bewezen verklaarde veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tot tweemaal toe levensmiddelen gestolen in een supermarkt. Door zo te handelen heeft hij er blijk van gegeven het eigendomsrecht van die winkels niet te respecteren.
De verdachte heeft na één van deze diefstallen bovendien geweld gebruikt tegen winkelpersoneel toen hij werd betrapt. Hij heeft een voor de bewuste medewerker intimiderende situatie geschapen, waarbij hij er niet voor terugdeinsde diens lichamelijke integriteit te schenden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 januari 2018 is hij eerder zeer frequent ter zake van misdrijven veroordeeld.
Ten aanzien van het eventueel opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) overweegt het hof het volgende. Het hof stelt vast dat de verdachte geregistreerd staat als een zeer actieve veelpleger en dat, mede gelet op het reclasseringsadvies van GGZ-reclassering Palier van 7 december 2017, in beginsel voldaan is aan de voorwaarden als gesteld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel. De verdachte is echter onherroepelijk tot ongewenst vreemdeling verklaard. Weliswaar bestaat er, zoals blijkt uit het reclasseringsadvies van Palier van 7 december 2017, een voorziening voor het uitvoeren van de ISD-maatregel bij ongewenst verklaarden, maar in vorenbedoeld advies wordt op dat [slachtoffer 1] slechts algemene informatie over het programma verschaft, die niet concreet op de persoon van de verdachte is toegespitst. Uit het advies (en het dossier) blijkt niet in hoeverre er in het geval van de verdachte concreet zicht is op uitzetting naar het land van herkomst, welke inspanningen daartoe reeds zijn ondernomen of er mogelijkheden zijn tot het vormgeven van resocialisatie in het land van herkomst.
Naar het oordeel van het hof is er mitsdien onvoldoende informatie beschikbaar omtrent de specifieke situatie waarin de verdachte als ongewenst vreemdeling verkeert en hoe de ISD-maatregel zou kunnen worden ingezet ten behoeve van resocialisatie in het land van herkomst. Het hof acht zich op dit [slachtoffer 1] dan ook onvoldoende voorgelicht en zal om die reden niet tot oplegging van de ISD-maatregel overgaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij F. [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 46.667,86. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.933,88. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-054017-14 ten laste gelegde handelen, waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-054017-14 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15‑800407-15 en in de zaak met parketnummer 15-800239-15 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-800407-15 en in de zaak met parketnummer 15‑800239‑15 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. F.G. Hijink en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 januari 2018.
Mr. M.J. Dubelaar is buiten staat dit arrest te ondertekenen.