ECLI:NL:GHAMS:2018:552

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
23-004715-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake aanranding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2016. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van aanranding van een slapende vrouw op een bankje op Schiphol op 13 augustus 2015. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen waarbij de verdachte de vrouw heeft betast en gestreeld terwijl zij zich in een slapende toestand bevond. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank. Het hof oordeelde dat de handelingen van de verdachte, die plaatsvonden in een semipublieke ruimte, als ontuchtige handelingen moeten worden gekwalificeerd. De verdachte had geen seksuele intentie, maar de handelingen waren wel van seksuele aard en in strijd met de sociaal-ethische normen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met bijzondere voorwaarden waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan diagnostisch onderzoek. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004715-16
datum uitspraak: 30 januari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15‑720062‑15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en die ontuchtige handeling(en) hierin dat verdachte:
- gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd naast die [slachtoffer] op een bankje is gaan zitten, terwijl die [slachtoffer] zich in slapende toestand bevond en/of dopjes in haar oren had en/of
- ( vervolgens) een jas en/of kledingstuk (gedeeltelijk) over die [slachtoffer] heeft gelegd en/of (vervolgens) zijn arm en/of hoofd op het lichaam van die [slachtoffer] heeft gelegd, en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) zijn hand onder de jas en/of het kledingstuk heeft gebracht en/of
- ( vervolgens) (meermalen) (onverhoeds) de linkerzijde van het lichaam en/of de bil en/of de buik en/of de rug en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] (over de kleding) heeft betast en/of gestreeld en/of erover heeft gewreven, terwijl die [slachtoffer] zich in slapende en/of ontwakende toestand, althans niet in alerte toestand, bevond en/of
- die [slachtoffer] naar zich toe heeft getrokken en/of toe heeft bewogen en/of een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of (vervolgens) (onverhoeds) het hoofd van die [slachtoffer] richting zijn kruis heeft getrokken/bewogen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

De verdachte heeft midden in de nacht op een semipublieke plaats een slapende/doezelende, hem onbekende vrouw aangeraakt op een wijze die tussen vreemden verre van gebruikelijk is. Dat de aangeefster, zoals zij heeft verklaard, in eerste instantie verstijfde en zich niet direct heeft verzet, is naar het oordeel van het hof binnen de door de verdachte geschapen situatie en gegeven haar half-slapende toestand niet onlogisch.
De verdachte heeft eerst zijn jas over de aangeefster gelegd, in een ogenschijnlijk vriendelijk gebaar. Vervolgens heeft hij met zijn hand onder die jas boven de kleding gewreven over het lichaam van de aangeefster, waarbij hij gaandeweg steeds verder is gegaan, tot hij over haar schaamstreek wreef. Toen aangeefster op dat moment opstond om zich aan het handelen van de verdachte te onttrekken, heeft hij een arm om haar nek geslagen en haar naar zich toe getrokken.
De raadsman van de verdachte heeft gesteld dat geen sprake is van ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, nu de verdachte geen seksuele bedoelingen had. Hij wou slechts aardig voor haar zijn en omhelzen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Van een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien het een handeling betreft van seksuele aard die in strijd is met de thans geldende sociaal-ethische norm. Indien niet gelijk uit de uiterlijke verschijningsvorm van de handeling duidelijk naar voren komt dat deze een seksueel karakter draagt, komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval. Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn onder meer de verhouding tussen de betrokkenen en de context waarbinnen de handeling zich voltrok. De wijze van aanraking en het lichaamsdeel dat is aangeraakt kunnen daarbij relevant zijn. De seksuele intentie van de verdachte is niet zonder meer bepalend, maar kan dat onder omstandigheden wel zijn. Dit kan het geval zijn wanneer de seksuele strekking van de handeling niet direct blijkt uit de uiterlijke verschijningsvorm. Bij handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm een seksueel karakter hebben, komt aan de seksuele intentie geen of in ieder geval een minder grote rol toe.
De handelingen van de verdachte, te weten het gedurende enige tijd met zijn hand onder zijn over het slachtoffer heen gedrapeerde jas wrijven over haar buik, de linkerzijde van haar rug, bil en in het bijzonder over haar schaamstreek, hebben naar hun uiterlijke verschijningsvorm te gelden als handelingen met een seksuele strekking.
Gelet op de wijze van aanraking en de lichaamsdelen die zijn aangeraakt, de strekking van de gedraging, het ontbreken van enige verhouding tussen de verdachte en de aangeefster en de context waarbinnen de handelingen zich voltrokken, is naar het oordeel van het hof sprake van ontuchtige handelingen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande die feitelijkheden en die ontuchtige handelingen hierin dat verdachte:
- gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd naast die [slachtoffer] op een bankje is gaan zitten, terwijl die [slachtoffer] zich in slapende toestand bevond en dopjes in haar oren had en
- vervolgens een jas gedeeltelijk over die [slachtoffer] heeft gelegd en vervolgens zijn arm en hoofd op het lichaam van die [slachtoffer] heeft gelegd en
- vervolgens onverhoeds zijn hand onder de jas heeft gebracht en
- vervolgens onverhoeds over de kleding over de linkerzijde van het lichaam en de bil en de buik en de rug en de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft gewreven, terwijl die [slachtoffer] zich in slapende en/of ontwakende toestand bevond en
- die [slachtoffer] naar zich toe heeft getrokken en een arm om de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Reclassering Nederland en een behandelverplichting bij De Waag.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechtbank opgelegd, met dien verstande dat de proeftijd 3 jaren zou moeten bedragen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een wildvreemde, jonge vrouw, die ’s nachts op een bankje in een terminal van Schiphol lag te slapen in afwachting van haar vlucht, aangerand door haar te betasten. Hij heeft hiermee op een uiterst nare manier inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De verdachte heeft daarbij ter zitting geen enkel inzicht getoond in het schokeffect dat zijn handelen bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht, hetgeen het hof zorgelijk vindt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 januari 2018 is hij eerder voor misdrijven veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. Het hof merkt op dat hij, zij het betrekkelijk lang geleden, in 2006, ter zake van een soortgelijk delict is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Gezien aard en ernst van het bewezen verklaarde en in aanmerking genomen het rapport van Reclassering Nederland van 31 oktober 2016, ziet het hof de noodzaak tot begeleiding door de reclassering, met daarbij het meewerken aan een diagnostisch onderzoek en eventuele behandeling. Het hof zal daarom aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, welke het hof beperkt tot de duur van een maand, de hierna geformuleerde bijzondere voorwaarden verbinden. Het hof ziet in afwijking van de vordering van de advocaat-generaal geen aanleiding hieraan een proeftijd van drie jaar te verbinden, nu een proeftijd van twee jaar volstaat.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd of zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zo frequent als de reclassering dit nodig acht, te melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] te Den Haag;
  • zal meewerken aan diagnostisch onderzoek bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling. Indien geïndiceerd dient hij zich te houden aan het behandelplan en bijkomende interventies, noodzakelijk geacht door deze instelling.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.G. Hijink, mr. A.M. Kengen en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 januari 2018.
Mr. M.J. Dubelaar is buiten staat dit arrest te ondertekenen.