ECLI:NL:GHAMS:2018:5228

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
23-000937-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na beoordeling camerabeelden van mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van de aangeefster op 6 december 2016 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep zijn de camerabeelden van het incident bekeken door het hof, de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsvrouw. Op basis van deze beelden concludeerde het hof dat niet bewezen kon worden dat de verdachte de aangeefster had mishandeld. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken, omdat de beelden geen bewijs toonden van een slaande beweging van de verdachte richting de aangeefster. Het hof oordeelde dat de beelden niet overtuigend bewijs boden voor de beschuldiging van mishandeling. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij mr. M. Iedema, mr. P.C. Römer en mr. P.H.M. Kuster zitting hadden. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2018.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000937-17
Datum uitspraak: 23 februari 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13251016-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 december 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] (meermalen) op/tegen het hoofd en/of tegen het gezicht te slaan met een flesje.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de camerabeelden van het incident niet blijkt dat de verdachte de aangeefster met een plastic flesje heeft geslagen. De beelden tonen niet dat de verdachte een slaande beweging maakt, de aangeefster vertoont geen reactie waaruit blijkt dat zij geslagen wordt en ook uit de houding van de derde die tussen de aangeefster en de verdachte in staat, is niet af te leiden dat de aangeefster op enig moment geslagen wordt. Mishandeling kan daarom niet overtuigend bewezen worden verklaard en de verdachte moet worden vrijgesproken aldus de
advocaat-generaal.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof, samen met de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsvrouw, de beelden van het tenlastegelegde incident bekeken. Op basis van die beelden is het hof, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat niet bewezen is dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. P.C. Römer en mr. P.H.M. Kuster, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 februari 2018.
mr. P.H.M. Kuster is buiten staat dit arrest te ondertekenen.