In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een hoeveelheid amfetamine en 11 xtc-pillen op 8 oktober 2016 te Zaandam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk aanwezig was van ongeveer 8,47 gram amfetamine en 11 xtc-pillen, die beide onder de Opiumwet vallen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere kwalificatie kwam dan de politierechter. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, maar de raadsman van de verdachte pleitte voor een lagere straf, verwijzend naar het feit dat de drugs mogelijk voor eigen gebruik waren. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en besloot tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van 30 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.