ECLI:NL:GHAMS:2018:5227

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
23-001705-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake voorhanden hebben van amfetamine en xtc-pillen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een hoeveelheid amfetamine en 11 xtc-pillen op 8 oktober 2016 te Zaandam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk aanwezig was van ongeveer 8,47 gram amfetamine en 11 xtc-pillen, die beide onder de Opiumwet vallen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere kwalificatie kwam dan de politierechter. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, maar de raadsman van de verdachte pleitte voor een lagere straf, verwijzend naar het feit dat de drugs mogelijk voor eigen gebruik waren. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en besloot tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van 30 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001705-17
Datum uitspraak: 9 maart 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-259826-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 oktober 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,47 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 11 xtc-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 oktober 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,47 gram van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 11 xtc-pillen van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat de verdachte drugs dealde ten tijde van het onderhavige strafbare feit. De hoeveelheden waarmee de verdachte is aangehouden zijn niet bijzonder hoog en gelet op de verklaring van de verdachte dat hij in die tijd veel en veelvuldig drugs gebruikte, moet ervan worden uitgegaan dat de drugs enkel voor eigen gebruik bestemd waren. De in eerste aanleg opgelegde straf is dan te hoog. Artikel 63 Sr is meermaals van toepassing en gelet op de aard van het feit heeft de raadsman primair toepassing van artikel 9a Sr verzocht en subsidiair een taakstraf van 20 uren, nu artikel 22b Sr niet van toepassing is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en 11 xtc-pillen. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande, door verslaafden gepleegde criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 februari 2018 is hij eerder ter zake van een Opiumwetdelict onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat toepassing van artikel 9a niet passend is, gelet op de ernst van het feit. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij geen werk of andere structurele dagbesteding heeft. Gelet hierop en op het feit dat de verdachte nog niet eerder een taakstraf heeft uitgevoerd voor een feit als het onderhavige acht het hof, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. P.C. Römer en mr. P.H.M. Kuster, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 maart 2018.
mr. P.H.M. Kuster is buiten staat dit arrest te ondertekenen.