ECLI:NL:GHAMS:2018:5208

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
23-000627-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen door verdachte met onverklaarbare uitgaven en vakanties

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van schuldwitwassen, omdat zij en haar partner aanzienlijk meer geld uitgaven aan vakanties, vervoermiddelen en andere zaken dan zij zich konden veroorloven op basis van hun legale inkomen. De tenlastelegging omvatte onder andere de aankoop van een Smart Roadster en een stacaravan, evenals vakanties naar Curaçao en Spanje, waarvan de kosten niet konden worden verklaard uit legale inkomsten.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat zij niet op de hoogte was van de financiële zaken en dat de betalingen door haar partner werden gedaan. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld dat werd uitgegeven afkomstig was uit misdrijf. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de herkomst van het geld en heeft zich nooit afgevraagd hoe haar partner aan het geld kwam.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan schuldwitwassen, omdat zij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 10 juni 2015 een onbekend gebleven geldbedrag heeft omgezet, terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld afkomstig was uit misdrijf. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen, en het hof heeft rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar gezondheidsproblemen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000627-17
Datum uitspraak: 1 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-731010-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 10 juni 2015 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s), (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer) een onbekend gebleven geldbedrag, waarvan onder andere de volgende voorwerpen zijn aangeschaft:
- een personenauto van het merk Smart Roadster (aankoopwaarde (ongeveer) 5.000 euro) en/of
- een stacaravan (aankoopwaarde (ongeveer) 7.450 euro)
en/of waarvan onder andere de volgende vakanties zijn betaald:
- een vakantie naar Curaçao in of omstreeks de periode van januari en februari 2015 (ter waarde (ongeveer) 4.600 euro) en/of
- een vakantie naar Spanje in of omstreeks de periode mei 2015 (ter waarde van (ongeveer) 900 euro),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was en/of genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden had en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, zulks terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 10 juni 2015 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer) een onbekend gebleven geldbedrag, waarvan onder andere de volgende voorwerpen zijn aangeschaft:
- een personenauto van het merk Smart Roadster (aankoopwaarde (ongeveer) 5.000 euro) en/of
- een stacaravan (aankoopwaarde (ongeveer) 7.450 euro)
en/of waarvan onder andere de volgende vakanties zijn betaald:
- een vakantie naar Curaçao in of omstreeks de periode van januari en februari 2015 (ter waarde (ongeveer) 4.600 euro) en/of
- een vakantie naar Spanje in of omstreeks de periode mei 2015 (ter waarde van (ongeveer) 900 euro),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, althans heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was en/of genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden had en/of heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, zulks terwijl zij en/of haar mededader(s) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet met het vonnis kan verenigen.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft zich nooit bemoeid met de financiële zaken, grotere betalingen en de aflossing van de hypotheek. Deze betalingen werden door [naam], de partner van de verdachte, gedaan. Uit verhoren van [naam] blijkt dat hij steeds heeft verklaard dat de verdachte niets wist van de wijze waarop de financiën door hem beheerd werden en ook wist zij niet van de aanwezigheid van een groot bedrag aan contant geld in huis. Uit het dossier blijkt ook niet dat de verdachte enige wetenschap had dat de tenlastegelegde goederen en vakanties betaald werden met een geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig en daarom moet zij worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420quater van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Bij arrest van heden heeft het hof de partner van de verdachte, [naam], wegens – kort gezegd – diefstal van verdovende middelen en gewoontewitwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
Uit een eenvoudige kasopstelling volgt dat de verdachte en [naam] in de tenlastegelegde periode voor een totaalbedrag van € 76.493,02 aan contante uitgaven hebben verricht, dan wel geld in hun bezit hebben gehad, dat niet verantwoord kan worden uit legale inkomsten.
Gelet op het voorgaande is het vermoeden gerechtvaardigd dat het door de verdachte en haar partner uitgegeven geldbedrag aan tenlastegelegde goederen en vakanties niet anders dan uit enig misdrijf afkomstig kan zijn.
De volgende vraag die het hof dient te beantwoorden, is of de verdachte bij het voorhanden hebben en omzetten van dit geldbedrag wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig was.
De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de herkomst van het geldbedrag, behalve dat zij niets wist van de financiën, want dat was te ingewikkeld voor haar. Zij stelt zich nooit te hebben afgevraagd hoe [naam] aan het geld kwam of hoe de vakanties werden betaald.
Gelet op de bovengenoemde omstandigheden had de verdachte in ieder geval redelijkerwijs moeten vermoeden dat het ten laste gelegde geldbedrag – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig was. Daarmee is het ten laste gelegde schuldwitwassen bewezen als hierna te vermelden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 10 juni 2015 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten een onbekend gebleven geldbedrag, waarvan de volgende voorwerpen zijn aangeschaft:
- een personenauto van het merk Smart Roadster, aankoopwaarde 5.000 euro, en
- een stacaravan, aankoopwaarde 7.450 euro,
en waarvan de volgende vakanties zijn betaald:
- een vakantie naar Curaçao in de periode van januari en februari 2015, ter waarde 4.600 euro, en
- een vakantie naar Spanje in de periode mei 2015, ter waarde van 900 euro,
heeft omgezet, zulks terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
schuldwitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Het had de verdachte duidelijk moeten zijn dat zij en haar man aanzienlijk meer geld uitgaven aan vakanties, vervoermiddelen en andere zaken dan zij zich konden veroorloven op basis van hun gezamenlijke legale inkomen. Het voorhanden hebben van geld dat afkomstig is van misdrijf vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 mei 2018 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met haar persoonlijke omstandigheden zoals haar raadsman deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. In 2010 is de verdachte gediagnosticeerd met kanker en sindsdien is zij bestraald en heeft zij bijkomende problemen gehad. Dit heeft zowel fysiek en mentaal een zware wissel op haar getrokken, aldus haar raadsman.
Deze belastende omstandigheden geven het hof aanleiding om de taakstraf geheel voorwaardelijke op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. N.A. Schimmel en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 juni 2018.
mr. J.D.L. Nuis is buiten staat dit arrest te ondertekenen.