ECLI:NL:GHAMS:2018:5206

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-003518-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak tegen veroordeelde voor telen van hennep en diefstal van stroom

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor het telen van hennep in zijn woning en medeplichtigheid aan de diefstal van stroom. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een geldbedrag van EUR 16.681,62 zou betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had deze vordering toegewezen en de veroordeelde verplicht tot betaling van EUR 16.000,00.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het ter beschikking stellen van zijn woning voor het telen van hennep en medeplichtigheid aan de diefstal van stroom. Echter, het hof oordeelde dat niet aannemelijk was dat de veroordeelde uit deze handelingen zelf voordeel had behaald. Daarom heeft het hof de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan door de vordering tot betaling aan de Staat af te wijzen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting van 13 juli 2018.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003518-16
Datum uitspraak: 13 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 september 2016 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
13-706454-15 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van EUR € 16.681,62.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2016 veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het telen van hennep in zijn woning en de diefstal van stroom.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 14 september 2016 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR € 16.000,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de veroordeelde is hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 juli 2018 veroordeeld ter zake van
-kort gezegd- het ter beschikking stellen van zijn woning voor het telen van hennep en medeplichtigheid aan de diefstal van stroom.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Beslissing inzake het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden afgewezen.
In de strafzaak tegen de veroordeelde is louter bewezen dat de veroordeelde zich heeft schuldig gemaakt aan het ter beschikking stellen van zijn woning voor het telen van hennep en medeplichtigheid aan de diefstal van stroom. Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is dat de veroordeelde uit het ter beschikking stellen van zijn woning en (medeplichtigheid aan) de diefstal van stroom zelf (al) voordeel heeft behaald en zal de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel om die reden afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst afde vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P. Greve en mr. M.E. Hinskens - van Neck, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juli 2018.