ECLI:NL:GHAMS:2018:5194

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-000175-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en oplichting via phishing

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met phishing en het plegen van diefstal en oplichting. De verdachte heeft zich gedurende meerdere maanden schuldig gemaakt aan deze misdrijven, waarbij hij samen met medeverdachten handelde. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal feiten, maar het hof heeft deze vrijspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld voor deelname aan de organisatie en het plegen van oplichting en diefstal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een gestructureerd samenwerkingsverband dat gericht was op het plegen van misdrijven, waarbij hij een actieve rol speelde. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanvragen van bankpassen op naam van anderen en het opnemen van geldbedragen door middel van valse sleutels. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor de geleden schade door de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000175-16
Datum uitspraak: 5 december 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-680130-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] ,
adres: [woonplaats] ,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.

Omvang van het hoger beroep

De rechtbank heeft de verdachte in het vonnis waarvan beroep vrijgesproken ten aanzien van het onder feit 3, derde gedachtestreepje, tenlastegelegde (mede)plegen van diefstal met een valse sleutel van een geldbedrag toebehorende aan [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] . De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, derhalve ook tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
De onderhavige tenlastelegging is een cumulatieve tenlastelegging als bedoeld in artikel 404, lid 5, Wetboek van Strafvordering. Het hof zal de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van de onder feit 3, derde gedachtestreepje tenlastegelegde (mede)plegen van diefstal met valse sleutel van een geldbedrag toebehorende aan [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging en voor zover in hoger beroep nog aan de orde is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 11 juni 2015 te Amsterdam en/of elders in Nederland, (telkens) heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer) verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en) welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van misdrijven, namelijk het:
- in vereniging plegen van oplichting en/of
- in vereniging plegen van diefstal van poststuk(ken) en/of bankpas(sen) en/of pincode(s) en/of
- in vereniging plegen van diefstal van een of meer geldbedrag(en) door middel van een valse sleutel, in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet is/zijn/was/waren gerechtigd,
welke deelneming onder meer bestond in/uit het (samen met een of meer andere deelnemer(s) aan die organisatie(s)) (telkens):
- aanvragen van pincode(s) en/of pas(sen) op naam van een ander dan die van hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders(s) en/of
- onderscheppen van voornoemde pas(sen) en/of pincode(s) door deze uit een of meer brievenbus(sen) te stelen en/of zich voor te doen als de rechtmatige eigenaar van voornoemde pas(sen) en/of
- vervolgens opnemen van geld met niet aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehorende bankpasen/of overboeken van geld met niet aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehorende persoonlijke gegevens van rekeninghouders en/of pincode en/of bankpas en/of signeercodes en/of
- kopen van goederen met geld welke is verkregen door het plegen van voornoemde misdrijven en/of
- ( mede)plegen van voornoemde misdrijven.
2 primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 27 mei 2015 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 24.220 euro (middels een betaling aan [bedrijf 1] ), in elk geval een geldbedrag geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] en/of de [benadeelde 2] , waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) niet is/zijn/was/waren gerechtigd.
2 subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 27 mei 2015 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen ongeveer 24.220 euro (middels een betaling aan [bedrijf 1] ), in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] en/of de [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door een bankpas op naam van voornoemde [benadeelde 6] te activeren.
3:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 mei 2015 tot en met 19 juni 2015 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- ongeveer 3500 euro, althans 1000 euro, in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] en/of [benadeelde 2] en/of
- ongeveer 1120 euro, in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] en/of
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet is/zijn/was/waren gerechtigd.
4:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 mei 2015 tot en met 17 juni 2015 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer pinpas(sen) op naam van [benadeelde 10] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en)en/of tot de afgifte van een of meer pincode(s) (behorende bij voornoemde pinpas(sen)), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven
- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- telefonisch contact opgenomen met voornoemde bank en/of
- zich (vervolgens) voorgedaan als zijnde voornoemde [benadeelde 5] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
- ( vervolgens) met een of meer persoonlijke gegevens en/of bankrekeningnummer(s) van voornoemde [benadeelde 5] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) een nieuwe bankpas en/of pincode aangevraagd, waardoor voornoemde bank (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Geldigheid van de dagvaarding

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat, waar in het tenlastegelegde onder feit 4 de zinsnede
“… en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en)…” is opgenomen, de dagvaarding telkens niet voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen. Onduidelijk is immers op welke personen de ten laste gelegde oplichting ziet. De dagvaarding zal dan ook nietig worden verklaard voor zover onder feit 4 de oplichting van een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) ten laste is gelegd.
De dagvaarding is voor het overige geldig.

Vrijspraak feit 2

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Op 23 mei 2015 heeft de verdachte, die zich voordeed als [benadeelde 6] , telefonisch bij het [benadeelde 11] een nieuwe betaalpas aangevraagd. Deze pas is vervolgens geactiveerd door deze aan te bieden in een geldautomaat van de bank. Op 27 mei 2015 om 18.16 uur werd een saldobevraging gedaan met behulp van de nieuwe betaalpas bij een geldautomaat te Amsterdam. Aan de hand van de beelden die [benadeelde 2] aan verbalisanten heeft overhandigd, blijkt dat de nieuwe betaalpas van [benadeelde 6] op 27 mei 2015 om 18.16 uur is geactiveerd door de verdachte. Twee verbalisanten hebben de verdachte herkend op de beelden van die betaalautomaat. Vervolgens is om 18.29 uur met de nieuwe betaalpas een betaling van € 24.220 verricht via een betaalautomaat gevestigd in [bedrijf 1] te Amsterdam.
De betaling in [bedrijf 1] is niet door de verdachte verricht. De verkoper van [bedrijf 1] heeft een verklaring bij de politie afgelegd betreffende het signalement van de jongen die op 27 mei 2015 tussen 18.00 uur en 19.00 uur kleding bij hem kocht ter waarde van € 24.220. Het signalement dat de getuige heeft opgegeven betreft een Hindoestaans/Surinaamse man, tussen de 1.70 m en 1.75 m lang, slank postuur en met een tatoeage in zijn nek. De verdachte voldoet niet aan dit signalement en moet dus worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder 2.
Dit signalement komt echter wel overeen met het uiterlijk van medeverdachte [medeverdachte 2] , maar bij een fotoconfrontatie op 29 juni 2015 heeft de getuige de medeverdachte [medeverdachte 2] niet herkend. Op grond hiervan is de medeverdachte [medeverdachte 2] in zijn strafzaak (parketnummer 23-000255-16) vrijgesproken van (het medeplegen) van de diefstal met valse sleutel van € 24.220. Nu er onvoldoende bewijs is dat de medeverdachte [medeverdachte 2] of de medeverdachte [medeverdachte 1] (die ook niet aan het signalement voldoet) in [bedrijf 1] hebben gepind met de nieuwe betaalpas op naam van [benadeelde 6] en de tenlastelegging geen andere mogelijkheid biedt dan dat de diefstal met valse sleutel gepleegd zou zijn door [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] , moet de verdachte eveneens worden vrijgesproken van medeplichtigheid aan dit feit, zoals tenlastegelegd onder 2 subsidiair.

Bewijsoverwegingen

Feit 1
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Er is geen samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de verdachte betrokken zou zijn bij een vermeende criminele organisatie. Zelfs als er al gesproken zou kunnen worden van een samenwerkingsverband, dan is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte betrokken was bij een organisatie die tot oogmerk het plegen van misdrijven heeft, aldus de raadsman.
Het hof stelt vast dat uit de bewijsmiddelen de navolgende modus operandi naar voren komt.
Aan de benadeelde wordt een e-mail verzonden die afkomstig lijkt te zijn van de [benadeelde 2] . Vervolgens wordt de benadeelde via een hyperlink in deze e-mail naar een ‘
phishingwebsite’ geleid. Daar wordt een pagina getoond die sterke gelijkenis vertoont met een authentieke webpagina van de bank en wordt de benadeelde gevraagd bank-, adres- en persoonsgegevens in te vullen. Nadat de benadeelde deze gegevens heeft verstrekt, wordt door een ander dan de benadeelde met behulp van deze gegevens telefonisch een nieuwe bankpas aangevraagd, waarna deze bankpas naar het opgegeven adres van de benadeelde wordt verzonden, alwaar deze vervolgens wordt onderschept, waarna met deze pas geldbedragen worden opgenomen en/of pinbetalingen worden verricht.
De hierboven geschetste handelwijze vergt een planmatige aanpak, een intensieve samenwerking en een duidelijke afstemming tussen de betrokken personen. Dat hiervan sprake is geweest vindt bevestiging in de bewijsmiddelen. In dit verband wordt nog het volgende overwogen, nader toegespitst op de verdachte en zijn medeverdachten.
Nadat de gegevens van een benadeelde werden verkregen via de
phishingwebsite, heeft de verdachte, met behulp van deze gegevens, telkens een nieuwe bankpas aangevraagd bij het Service Center, waarbij hij zich voordeed als de benadeelde. Nadat de aanvraag had plaatsgevonden, speelde de verdachte de persoons-, adres- en bankgegevens door aan de medeverdachte [medeverdachte 2] en/of de medeverdachte [medeverdachte 1] . Voorzien van die informatie was het aan de medeverdachte [medeverdachte 2] en de medeverdachte [medeverdachte 1] om het desbetreffende poststuk met daarin de nieuwe bankpas te bemachtigen. Als zij de bankpassen eenmaal hadden bemachtigd, dan pinden zij vervolgens (een) geldbedrag(en). Hierbij was de verdachte dan ook weer betrokken. In het zaaksdossier [Zaaksdossier] inzake de benadeelde [benadeelde 6] , moet de verdachte worden vrijgesproken van medeplichtigheid aan de diefstal, maar is wel bewezen dat de verdachte de nieuwe betaalpas heeft geactiveerd. In het zaaksdossier [zaaksdossier] inzake de benadeelde [benadeelde 7] zijn de verdachte en de twee medeverdachten door de verkoper bij [kledingwinkel] herkend als de mannen die in de winkel waren toen er voor € 2.430 werd gepind met de nieuwe betaalpas op naam van [benadeelde 7] . Tenslotte heeft de verdachte in het zaaksdossier [Zaaksdossier] inzake de benadeelde [benadeelde 4] telefonisch contact gehad met de medeverdachte [medeverdachte 1] over de hoeveelheid geld die gepind kon worden met de nieuw aangevraagd betaalpas op naam van [benadeelde 4] . Nadat de verdachte telefonisch aan de medeverdachte [medeverdachte 1] had gezegd dat er € 1.120 gepind kon worden, werd vervolgens exact dit bedrag gepind.
Uit het hiervoor overwogene in samenhang met de overige bewijsmiddelen volgt dat de verdachte heeft behoord tot een op het plegen van misdrijven zoals weergegeven in de bewezenverklaring gericht samenwerkingsverband en dat hij daarnaast ook een belangrijke aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. Daarmee komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, zij het dat de pleegperiode wordt beperkt van 1 februari 2015 tot en met 11 juni 2015, nu bewijs voor de daarvoor gelegen periode ontbreekt.
Feit 3 inzake benadeelde [benadeelde 7]
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde ten aanzien van de benadeelde [benadeelde 7] niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het bewijs dat verdachte bij de diefstal betrokken zou zijn is enkel gebaseerd op een herkenning door een getuige en de peilgegevens van de telefoon van de verdachte. Deze bewijsmiddelen komen echter niet met elkaar overeen en dienen dus van het bewijs te worden uitgesloten. De getuige heeft immers verklaard dat hij de verdachte herkend heeft als de jongen die continue bezig was met zijn mobiele telefoon en ook een aantal maal belde. Blijkens de peilgegevens van de telefoon zou de verdachte op dat moment echter alleen sms-berichten hebben verzonden. Nu beide bewijsmiddelen niet met elkaar overeenkomen, kunnen zij niet allebei gebruikt worden en is er onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring.
Het hof overweegt als volgt.
Op 28 mei 2015 is bij de [benadeelde 2] telefonisch een nieuwe bankpas aangevraagd door een persoon die zich voordeed als [benadeelde 7] . Op 29 mei 2015 is de bankpas door de [benadeelde 2] verzonden naar het adres van [benadeelde 7] , namelijk [adres] te [zaaksdossier] . Uit de locatiegegevens van de mobiele telefoons van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat zij zich op 30 mei 2015 in [zaaksdossier] bevonden. Later die dag, namelijk om 16:31 uur, heeft met de desbetreffende bankpas een geldopname plaatsgevonden bij een pinautomaat aan de Utrechtsestraat in Amsterdam. De telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] peilden toen beide uit in de nabije omgeving van deze pinautomaat. Vervolgens is met dezelfde bankpas om 17:05 uur een geldbedrag van € 2.430 betaald bij kledingwinkel [kledingwinkel] aan de Utrechtsestraat. Getuige [getuige] , werkzaam bij voornoemde kledingwinkel, heeft verklaard dat de betaling is verricht door een van de vier à vijf mannen die gezamenlijk in de winkel aanwezig waren. [getuige] heeft op 13 juni 2015 bij de politie verklaard:
“Het viel me op dat 1 van de mannen continue met zijn mobiele telefoon bezig was. Hij belde ook een aantal maal. Ik vond dat opvallend en vond het niet kloppen. Ze pakten willekeurig kleding uit de schappen, paste dit niet allemaal. Ze hadden uiteindelijk voor meer dan 3000,- euro aan kleding gepakt, maar het bleek dat ze een maximum bedrag konden betalen dat lager lag. Er zijn een paar kledingstukken teruggelegd.
Voorts heeft [getuige] uit een fotoreeks zowel de verdachte (als de persoon die druk bezig was op zijn mobiel) als de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] herkend als drie van de mannen die in de winkel waren. Ook peilde de telefoon van de verdachte uit in de buurt van de winkel.
Ten aanzien van het verweer betreffende de strijdigheid van de verklaring van de getuige en de peilgegevens van de telefoon van de verdachte geldt dat de verdachte over meerdere telefoons beschikte in de tenlastegelegde periode. Bij zijn aanhouding werden al twee telefoons bij hem aangetroffen en op basis van peilgegevens zijn nog enkele telefoonnummers aan de verdachte gekoppeld. Het is ook mogelijk dat de verdachte de sms-berichten heeft ingesproken, waardoor het leek alsof hij aan het bellen was. Tenslotte heeft [getuige] verklaard dat dat de verdachte “ook een aantal maal belde”. Een en ander leidt niet zonder meer tot de conclusie dat de verklaring van de getuige strijdig is met de peilgegevens van één telefoon van de verdachte. Het hof zal beide bewijsmiddelen dan ook voor bewijs gebruiken en komt tot bewezenverklaring van het in vereniging plegen van de tenlastegelegde diefstal van € 2.430.
De verdachte kan echter niet verantwoordelijk worden gehouden voor de pintransactie van € 1.000 in de Utrechtsestraat, noch voor die van € 70 bij de [winkel] , nu het onderzoek ter terechtzitting hiervoor geen bewijs heeft opgeleverd.
Feit 3 inzake benadeelde [benadeelde 4]Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde ten aanzien van de benadeelde [benadeelde 4] niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De veronderstelling dat het aannemelijk is dat het telefoonnummer +31 612373745 in gebruik was bij de verdachte is te twijfelachtig en onbetrouwbaar om te kunnen stellen dat de verdachte enige betrokkenheid heeft bij deze zaak. Voorts bevat het onderhavige dossier geen enkele aanwijzing dat er sprake is van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, aldus de raadsman.
Op 16 mei 2015 is bij de [benadeelde 2] telefonisch een nieuwe bankpas aangevraagd door een persoon die zich voordeed als [benadeelde 4] . Nadat de betaalpas telefonisch was aangevraagd, is deze verzonden naar het huisadres van [benadeelde 4] . Hier is de betaalpas op 20 mei door de postbezorger afgegeven aan een man die zich had voorgedaan als [benadeelde 4] . De postbode was aangesproken door een man die zich legitimeerde als [benadeelde 4] met een rijbewijs waarop geen foto aanwezig was. De postbezorger heeft verklaard dat zij de brief aan deze man had afgegeven. Diezelfde dag is om 16.04 uur met de nieuwe betaalpas € 1.120 opgenomen op het Haarlemmerplein te Amsterdam. Op datzelfde tijdstip heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en een nummer waarvan is vastgesteld dat dit in gebruik was bij de verdachte. Het gesprek ging als volgt:
Verdachte (tegen iemand op de achtergrond):
Heb je getrokken?
NN 2:
Tuurlijk broer. Die spa (het hof begrijpt: pas) staat in de min broer. Min 70 zag ik.Verdachte:
Hoeveel kon je trekken?NN2:
1120
Verdachte:
1120 kon je trekken
[…]
Verdachte:
Dat staat in de min maar er staat gewoon geen saldo op. Daarom kan je 1120 trekken.
[medeverdachte 1] (tegen iemand op de achtergrond)
Hij heeft 1120 getrokken.
De opname van € 1.120 is gedaan bij een geldautomaat aan het Haarlemmerplein te Amsterdam, terwijl verdachtes telefoon in de onmiddellijke nabijheid uitpeilde. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in vereniging met anderen de diefstal met valse sleutel van € 1.120 heeft gepleegd.
Het verweer dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbrak, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
Feit 4
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Er is geen aanwijzing voor dat de verdachte telefonisch contact heeft opgenomen met de bank en zich heeft voorgedaan als [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] . Verdachte herkent zijn eigen stem ook niet.
Inzake [benadeelde 4] is er onvoldoende bewijs om het telefoonnummer +31 612373745 aan de verdachte te koppelen. Ditzelfde geldt voor het telefoonnummer +31 6 58797071. Inzake [benadeelde 8] stelt de verdachte geen gesprek te hebben gevoerd met de [benadeelde 2] . En in de zaak [benadeelde 5] moet het aanvullend proces-verbaal dat twee weken later is opgemaakt buiten beschouwing worden gelaten nu het onbetrouwbaar en te vaag is, aldus de raadsman.
Op 29 juni 2015 is de verdachte aangehouden. Tijdens zijn aanhouding zijn bij hem twee telefoons aangetroffen. Onderzoek aan één van de twee telefoons (met nummer 06-47102918) wees uit dat met het toestel veelvuldig was gebeld naar de [benadeelde 2] . Het onderzoeksteam heeft de lijst met daarop de data en tijdstippen waarop de verdachte met die telefoon naar de [benadeelde 2] had gebeld aan de bank beschikbaar gesteld. De bank heeft daarop nader onderzoek gedaan. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat met het nummer eindigend op -2918 op 17 juni 2015 en op 19 juni 2015 naar het call center van de [benadeelde 2] is gebeld. Op 19 juni 2015 om 19.06 uur is gebeld om de pas van [benadeelde 8] te laten deblokkeren.
Het gesprek van 17 juni 2015 is opgenomen. Daarop is te horen dat een man zijn stem vervormt en zichzelf voorstelt als een vrouw ( [benadeelde 8] ). Een verbalisant heeft deze opname en andere opnames van frauduleuze pasaanvragen in onderhavig onderzoek [onderzoeksnaam] afgeluisterd en komt tot de conclusie dat het zeer waarschijnlijk steeds dezelfde persoon is die de passen aanvraagt. Ondanks dat de beller een vrouwenstem nadoet, hoort de verbalisant dat de klankkleur van de stem en de manier van praten zeer regelmatig overeenkomstig zijn. Daarnaast blijkt dat de beller regelmatig dezelfde woordcombinaties en/of zinnen gebruikt. Hieruit kan worden opgemaakt dat de verdachte de pasaanvrager is geweest inzake de benadeelden [benadeelde 8] , [benadeelde 6] , [benadeelde 4] , [benadeelde 7] en [benadeelde 5] .
Ook in de zaak betreffende benadeelde [benadeelde 7] heeft een (andere dan bovenstaande) verbalisant het geluidsfragment waarin bij het [benadeelde 11] een nieuwe pas namens [benadeelde 7] wordt aangevraagd afgeluisterd. De verbalisant hoorde dat de stem die zich voordoet als [benadeelde 7] waarschijnlijk van dezelfde persoon is als die van degene die zich eerder voordeed als [benadeelde 5] en [benadeelde 6] . De verbalisant hoorde namelijk dat iedere keer de klankkleur van de stem en de manier van praten overeenkomstig waren. In deze drie gesprekken zijn meerdere overeenkomsten zoals onder andere hetzelfde motief. De reden van vervanging van de pas is telkens dezelfde (de chip is beschadigd) en telkens wordt de formulering “bij deze is hij aangevraagd hè” gebezigd.
Voorts is gebleken dat twee telefoonnummers, die aan de verdachte kunnen worden toegeschreven, op 23 mei 2015 en op 28 mei 2015 op hetzelfde moment op dezelfde locatie uitpeilden als het nummer waarmee op beide dagen op het tijdstip waarop de [benadeelde 2] frauduleuze telefoontjes ontving naar de [benadeelde 2] werd gebeld.
De verdachte heeft aldus door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid de [benadeelde 2] bewogen tot afgifte van een nieuwe betaalpas. Hij heeft zich meermalen voorgedaan als een klant van de [benadeelde 2] waarbij hij over voldoende gegevens beschikte om de vragen te beantwoorden die de [benadeelde 2] stelde om de identiteit te controleren, voorafgaande aan de afgifte van een nieuwe betaalpas. Na onderschepping daarvan konden de verdachte en zijn medeverdachten geld opnemen of aankopen doen ten laste van de rekeningen van benadeelden.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het optreden van de verdachte van dien aard was dat hij zich een hoedanigheid heeft aangemeten om vertrouwen te wekken en op bedrieglijke wijze gebruik te maken van een in het maatschappelijk en economisch verkeer geldend patroon op grond waarvan de [benadeelde 2] mocht verwachten dat de nieuwe pas werd aangevraagd door een gerechtigde rekeninghouder.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 februari 2015 tot en met 11 juni 2015 te Amsterdam en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het:
- in vereniging plegen van oplichting en
- in vereniging plegen van diefstal van poststukken en bankpassen en
- in vereniging plegen van diefstal van geldbedragen door middel van een valse sleutel.
3:
hij in de periode van 5 mei 2015 tot en met 19 juni 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- 2.430 euro, toebehorende aan [benadeelde 7] en
- 1.120 euro, toebehorende aan [benadeelde 4]
waarbij verdachte en/of zijn mededaders de weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
4:
hij in de periode van 5 mei 2015 tot en met 17 juni 2015 te Amsterdam en elders in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid de [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van pinpassen op naam van [benadeelde 5] en [benadeelde 4] en [benadeelde 6] en [benadeelde 7] en [benadeelde 8] , hebbende verdachte toen aldaar met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid:
- telefonisch contact opgenomen met voornoemde bank en
- zich vervolgens voorgedaan als zijnde voornoemde [benadeelde 5] en Burnet en [benadeelde 6] en [benadeelde 7] en [benadeelde 8] en
- met persoonlijke gegevens van voornoemde [benadeelde 5] en Burnet en [benadeelde 6] en [benadeelde 7] en [benadeelde 8] een nieuwe bankpas aangevraagd,
waardoor voornoemde bank telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiftes.
Hetgeen onder 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, voor zover nog aan de orde, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van meerdere maanden schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie, die tot doel had misdrijven te plegen die verband houden met
phishing. In dat kader heeft de verdachte zich op de bewezenverklaarde wijze meermalen schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van diefstal en oplichting. Verdachte en zijn mededaders zijn daarbij volgens een tevoren opgezet en geraffineerd plan te werk gegaan, waarbij verdachte belast was met een wezenlijke, uitvoerende rol.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij louter uit winstbejag heeft gehandeld, zonder zich rekenschap te geven van de gevolgen van zijn handelwijze. Met zijn handelen heeft hij bijgedragen aan het ontstaan van overlast en (financiële) schade, is de integriteit van het economische en financiële verkeer geschaad, zijn de betrokken rekeninghouders gedupeerd en is het vertrouwen dat zij in hun bank behoren te kunnen stellen, ondermijnd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 november 2018 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Overschrijding redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep is geschonden. De verdachte is ter zake van het tenlastegelegde op 18 augustus 2015 in verzekering gesteld. Op 15 januari 2016 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Vervolgens wordt in hoger beroep op 5 december 2018 arrest gewezen, bijna drie jaar na het instellen daarvan. Hoewel de zaak in december 2017 had kunnen worden afgedaan, moest de behandeling worden aangehouden in verband met ziekte van de raadsman. Vervolgens zijn er echter 11 maanden verstreken voordat de zaak opnieuw op zitting werd gepland.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn met ruim 11 maanden is overschreden in hoger beroep. Het hof zal bij het bepalen van de straf rekening houden met deze overschrijding. Het hof heeft overwogen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden op te leggen. In verband met genoemde overschrijding zal een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden worden opgelegd.

Beslag

Onder de verdachte zijn een aantal voorwerpen in beslag genomen. In het vonnis is melding gemaakt van een vals rijbewijs dat onder de verdachte in beslag zou zijn genomen en dat genoemd zou worden onder nummer 2 op de beslaglijst. Anders dan door de rechtbank is overwogen, is onder de verdachte echter geen vals rijbewijs in beslag genomen. Dit wordt immers niet vermeld op de lijst van onder de verdachte beslagen goederen. Voorts blijkt uit het beslagdossier, behorende bij het onderzoek [onderzoeksnaam] , dat in dat onderzoek wel een of meer (valse) rijbewijzen in beslag zijn genomen, maar dat deze in beslag zijn genomen onder de medeverdachten.
De vier voorwerpen in beslag genomen onder de verdachte behoren aan de verdachte toe en zullen aan hem worden geretourneerd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 43.432. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 27.250. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
[benadeelde 6]Nu verdachte van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren voor zover de vordering ziet op de tenlastegelegde medeplichtigheid bij de diefstal met valse sleutel van [benadeelde 6] .
[benadeelde 7]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] in de zaak met betrekking tot rekeninghouder [benadeelde 7] als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 2.430. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Naast de kosten die de [benadeelde 2] heeft geleden door de diefstal met valse sleutel vordert zij onderzoekskosten van € 175 per uur, met een totaalbedrag van € 2.625. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat een bedrag van € 300 per dossier redelijk is en het zal de verdachte dan ook veroordelen tot betaling van totaal € 300 aan de [benadeelde 2] inzake benadeelde [benadeelde 7] .
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 2.512. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
Nu de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering en niet is gebleken dat zij zich op grond van het bepaalde van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering in hoger beroep (wederom) als benadeelde partij in dit strafproces heeft gevoegd, kan deze vordering buiten beschouwing blijven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 140, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van de onder feit 3, derde gedachtestreepje tenlastegelegde diefstal met valse sleutel van een geldbedrag toebehorende aan [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig voor zover daarin onder feit 4 de oplichting van een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) ten laste is gelegd.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, voor zover nog aan de orde, en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
ST Zaktelefoon Kl: zwart Samsung 2004334
1
STK Computer Kl: zwart Baken/GPS 5004348
1
STK Zaktelefoon Kl: zwart Alcatel Onetouch 5004338
1
STK Broek Kl: zwart Philip Plein Illegal FC 5012790
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.730 (tweeduizend zevenhonderddertig euro) bestaande uit materiele schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 december 2018.