In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Bulgarije, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het besturen van een motorrijtuig zonder geldig rijbewijs en voor het veroorzaken van een aanrijding. De tenlastelegging bestond uit twee feiten: het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en het niet tijdig kunnen stoppen van zijn voertuig, wat leidde tot een aanrijding met een andere auto.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 april 2016 te Oostzaan met een vrachtauto reed, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Echter, het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, en sprak hem vrij van het eerste feit. Wat betreft het tweede feit, de aanrijding, oordeelde het hof dat de verdachte onvoldoende afstand had gehouden tot zijn voorganger en daardoor de aanrijding had veroorzaakt. Het hof achtte dit feit bewezen en legde een geldboete op van €450,00 en 9 dagen hechtenis op.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van kennis van de geldigheid van rijbewijzen en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte voor het eerste feit vrijsprak en voor het tweede feit een straf oplegde.