In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen QFC Haarlem B.V. en Interim Audit Services Haarlem B.V. over een betalingsvordering en een vordering in reconventie. De zaak betreft administratieve werkzaamheden die QFC sinds 2008 voor [appellant] heeft verricht. Na een beëindiging van de opdracht ontstond er een geschil over de betaling van de verrichte werkzaamheden. QFC vorderde een bedrag van € 20.452,58, terwijl [appellant] in reconventie stelde dat QFC onrechtmatig had gehandeld door vertrouwelijke informatie over hem te delen. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vordering van QFC grotendeels toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de betalingsvordering van QFC slechts ten dele toewijsbaar is. Het hof heeft vastgesteld dat er een betalingsregeling was getroffen van € 6.000,00, die door [appellant] niet is nagekomen. Het hof heeft de kantonrechter in zoverre gecorrigeerd en [appellant] veroordeeld tot betaling van € 5.500,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De vordering in reconventie is opnieuw afgewezen, omdat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over onrechtmatige daad. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.