ECLI:NL:GHAMS:2018:5122

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
25 maart 2019
Zaaknummer
001020-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in 1978, was eerder op 29 september 2015 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 219 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden waren onder andere dat de veroordeelde zich onder toezicht van de reclassering moest stellen en zich moest laten opnemen in een forensische verslavingskliniek.

De advocaat-generaal heeft op 3 september 2018 de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd, omdat de veroordeelde zich niet aan de opgelegde voorwaarden hield. Tijdens de behandeling van de vordering op 27 september 2018 was de veroordeelde niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. Het hof heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 3 augustus 2018, waaruit bleek dat de veroordeelde na haar detentie niet meer meewerkte aan de voorwaarden en volledig uit beeld was verdwenen.

Het hof heeft geoordeeld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd en heeft op basis van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht besloten de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf alsnog ten uitvoer te leggen. De vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf is toegewezen voor een periode van 120 dagen.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 001020-18
parketnummer: 23-000680-15
BESLISSING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Het hof beslist als volgt naar aanleiding van de op ter griffie van dit gerechtshof ingekomen vordering van de advocaat-generaal bij dit hof van 3 september 2018 betreffende het op 14 oktober 2015 onherroepelijk geworden arrest van dit gerechtshof van 29 september 2015 in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1978,
adres: [adres 1]
De veroordeelde is bij genoemd arrest veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 219 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarden dat zij:
- zich gedurende de proeftijd onder toezicht stelt van de reclassering, Victas, [adres 2], waarbij zij zich zal houden aan de door de reclassering gegeven aanwijzingen,
welke bijzondere voorwaarde en welk uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar is;
- zich laat opnemen in de Forensische Verslavingskliniek Basalt te Almere, voor de duur van maximaal 12 maanden, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven,
welke voorwaarde en welk uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoer is.

Inhoud van de vordering

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep de tenuitvoerlegging van de bij voornoemd arrest voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd.

Procesgang

Het hof heeft kennisgenomen van de bij de vordering overgelegde stukken in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer, waaronder een aan het parket van de advocaat-generaal gericht advies van 3 augustus 2018, ondertekend door [naam 1] en [naam 2], reclasseringswerker en unitmanager bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 27 september 2018. Daar zijn gehoord de advocaat-generaal en mr. I.M. Hagg, advocaat te Amsterdam.
De veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Beoordeling

De vordering is tijdig door de advocaat-generaal ingesteld.
Uit het hiervoor genoemde advies van 3 augustus 2018 van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering blijkt dat de contacten met de veroordeelde bij hervatting van het reclasseringstoezicht op 9 maart 2018 na detentie de eerste maanden goed verliepen. Vanaf juni 2018 vonden de afspraken bij de reclassering niet meer wekelijks plaats. Sinds haar verhuizing naar de woonvoorziening HVO Querido heeft de veroordeelde daar geen enkele nacht geslapen. Ook verliepen de contacten met de casusregisseur daarna moeilijk. Vanaf 27 juli 2018 verscheen de veroordeelde niet meer bij de reclassering en was zij niet meer bereikbaar voor deze instelling. Zij verscheen voorts geregeld niet op haar dagbesteding.
Ten tijde van het opstellen van het reclasseringsadvies was de veroordeelde volledig uit beeld verdwenen. Het gevaars- en recidiverisico wordt zeer hoog ingeschat en de interventies van de reclassering worden ontoereikend geacht. De reclassering is van mening dat de veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de veroordeelde de haar opgelegde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Het hof ziet, gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, aanleiding te gelasten dat de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

Beslissing

Het hof:
Wijst toede vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van 29 september 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Deze beslissing is genomen door mr. M. Iedema, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 oktober 2018.