ECLI:NL:GHAMS:2018:5112

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
23-00-2714-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en veroordeling voor wederspannigheid in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op Aruba in 1993, was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling en wederspannigheid. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 1 juli 2015. Tijdens de zittingen op 31 maart 2017 en 9 november 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord.

De tenlastelegging omvatte onder andere de beschuldiging dat de verdachte op 30 april 2015 een ambtenaar had mishandeld en zich had verzet tegen zijn aanhouding. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling, waardoor de verdachte van dit feit is vrijgesproken. De verklaringen van de getuigen en de verbalisanten waren niet overtuigend genoeg om tot een bewezenverklaring te komen.

Wat betreft de wederspannigheid heeft het hof echter geoordeeld dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de opsporingsambtenaren tijdens zijn aanhouding. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het onder 2 bewezen verklaarde feit. Ondanks de ernst van het verzet heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen. Het vonnis van de politierechter is vernietigd, en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002714-15
datum uitspraak: 23 november 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer
13-085382-15 tegen
[verdachte],
geboren te Aruba (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1993,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 maart 2017 en 9 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 30 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar, [verbalisant] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (BOA; medewerker Veiligheid & Service) heeft mishandeld door voornoemde [verbalisant] (tegen het gezicht) te slaan en/of te stompen;

2.hij op of omstreeks 30 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, toen de aldaar (in uniform) dienstdoende [verbalisant] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (BOA; medewerkers Veiligheid & Service) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem, verdachte, ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem, verdachte, daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau / cellencomplex [straat] , zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig (met kracht) te rukken en/of te trekken in een tegenovergestelde /andere richting dan de richting waarin die opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtte(n) te brengen en/of door schoppende en/of trappende bewegingen te maken naar en/of tegen en/of in de richting van die opsporingsambtena(a)r(en).

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit
Uit de inhoud van de stukken van het dossier, waaronder de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] bij de raadsheer-commissaris, kan het hof ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen wat zich heeft afgespeeld. Daarom zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Bespreking van een bewijsverweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdachte dient in het verlengde van de bepleite vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, nu niet overtuigend kan worden vastgesteld dat de verdachte opsporingsambtenaar [verbalisant] heeft geraakt of geslagen en derhalve niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd voorafgaand aan haar aanhouding. Er bestond geen redelijk vermoeden van schuld jegens de verdachte en de opsporingsambtenaren waren derhalve niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Daarnaast geldt dat de verklaringen van de opsporingsambtenaren [verbalisant] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] wegens strijd met de verklaringen van de verdachte en de getuigen [getuige 2] , [getuige 1] en [getuige 3] en wegens onderlinge en innerlijke tegenstrijdigheid dienen te worden uitgesloten voor het bewijs. [verbalisant 2] en [verbalisant] hebben bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij zich niet hebben voorbereid op het verhoor door met anderen erover te praten terwijl [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij twee weken voorafgaande aan het verhoor met [verbalisant] en [verbalisant 2] (inhoudelijk) heeft gesproken over de zaak.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat voor een bewezenverklaring de overtuiging ontbreekt.
Het hof overweegt als volgt.
In het onderhavige geval bestond blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant] van 1 mei 2015 en het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 30 april 2015 jegens de verdachte een verdenking van mishandeling. De verbalisanten waren derhalve ten tijde van de aanhouding van de verdachte in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Dat de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarvoor de verdenking bestond doet daaraan niet af.
Op grond van eerdergenoemde processen-verbaal stelt het hof vast dat de verdachte zich heeft verzet bij de aanhouding. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan hetgeen door de verbalisanten daaromtrent is geverbaliseerd en acht de wederspannigheid derhalve wettig en overtuigend bewezen.
De verklaringen van [verbalisant] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] bij de raadsheer-commissaris van 17 mei 2018 zullen door het hof niet tot het bewijs worden gebezigd, nu er onduidelijkheid bestaat of en zo ja, in welke mate, de verklaringen op elkaar zijn afgestemd.
De verweren strekkende tot vrijspraak worden verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
de verdachte op 30 april 2015 te Amsterdam, toen de aldaar in uniform dienstdoende [verbalisant] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (BOA; medewerkers Veiligheid & Service) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, hadden aangehouden en vast hadden teneinde de verdachte ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te trekken in een andere richting dan de richting waarin die opsporingsambtenaren de verdachte trachtten te brengen.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf of maatregel
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 700, subsidiair 14 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 350, subsidiair 7 dagen hechtenis met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en daartoe aangevoerd dat de verdachte lijdt aan PTSS, depressie, genderdysforie en last heeft van angsten, die zijn verergerd door dit incident.
De verdachte heeft zich met enig geweld verzet toen buitengewone opsporingsambtenaren de verdachte hadden aangehouden op verdenking van mishandeling. Dergelijk gedrag is ernstig, omdat hiermee het werk van opsporingsambtenaren wordt gehinderd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 oktober 2018 is de verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld.
In verband met hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoon van de verdachte is gebleken en gelet op de omstandigheden omtrent de aanhouding van de verdachte, die naar het oordeel van het hof op een andere, minder hevige, wijze had kunnen verlopen, acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. F.A. Hartsuiker en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 november 2018.
mr. G. Oldekamp en mr. F.A. Hartsuiker zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]