ECLI:NL:GHAMS:2018:5108

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
23-001277-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de strafmaat wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1990, was eerder veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder het beledigen van politieambtenaren, verzet tegen aanhouding, het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en mishandeling. De politierechter had een taakstraf van 20 uren opgelegd, subsidiair 10 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren met een proeftijd van 2 jaren gevorderd. Het hof heeft de straf in hoger beroep bevestigd, maar de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure heeft geleid tot een aanpassing van de strafmaat. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 van het EVRM met meer dan zeven maanden is overschreden, zowel in hoger beroep als in eerste aanleg. Dit heeft het hof doen besluiten om de taakstraf geheel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van 2 jaren. De op te leggen straf is gebaseerd op verschillende artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met de bepaling dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het vonnis waarvan beroep is voor het overige bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001277-16
datum uitspraak: 23 november 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer
13-087256-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 maart 2018 en 9 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd door de duur van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft
daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun bediening, waarmee hij het gezag en de integriteit van deze ambtenaren heeft aangetast.
Daarnaast heeft de verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding en heeft daarbij geweld gebruikt. Dergelijk gedrag is ernstig, omdat hiermee het werk van de politie wordt gehinderd. Ook getuigt het van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van de gebruiker zeer schadelijke stof. Het gebruik is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de met de handel erin gepaarde gaande criminaliteit.
Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling, waardoor het slachtoffer letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Door zijn handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Het hof rekent de verdachte voornoemde feiten aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 oktober 2018 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld.
Bij de berechting van de zaak in hoger beroep is de redelijke termijn, die ingevolgde artikel 6, eerste lid, van het EVRM in acht moet worden genomen, overschreden. De verdachte heeft op 5 april 2016 hoger beroep ingesteld en het hof wijst op 23 november 2018 arrest. Het hof stelt op grond hiervan vast dat in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim zeven maanden. Dit klemt temeer omdat ook in eerste aanleg door de politierechter een overschrijding van de redelijke termijn is geconstateerd.
Dit leidt ertoe dat het hof de overschrijding van de redelijke termijn zal verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat het hof in een beginsel een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis passend en geboden acht, maar deze, gelet op het tijdsverloop, geheel voorwaardelijk zal opleggen.
Het hof acht aldus, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 57, 180, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. F.A. Hartsuiker en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 november 2018.
mr. G. Oldekamp en mr. F.A. Hartsuiker zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]