ECLI:NL:GHAMS:2018:5100

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
23-003648-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding van de Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was. De tenlastelegging betrof een incident op 18 juli 2017 te Zaandam, waar de verdachte op de weg een bromfiets bestuurde zonder geldig rijbewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, met inachtneming van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte. De verdachte werd eerder onherroepelijk veroordeeld en het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft aangegeven dat hij een moeilijke periode heeft doorgemaakt, maar dat hij nu een positieve wending aan zijn leven wil geven. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om een taakstraf van 30 uren op te leggen, in plaats van een gevangenisstraf, om de verdachte niet te belemmeren in zijn herstel.

Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen afgewezen, omdat deze reeds waren uitgevoerd. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke taakstraf eveneens afgewezen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters aanwezig waren op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003648-17
datum uitspraak: 3 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 oktober 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 96-134833-17 en 15-152344-15, 15-244036-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 oktober 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 18 juli 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de weg, [weg], als bestuurder een motorrijtuig (tweewielige bromfiets), van categorie AM heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 juli 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, op de weg, [weg], als bestuurder een motorrijtuig (tweewielige bromfiets), van categorie AM heeft bestuurd, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een straf op te leggen waarbij de verdachte niet gedetineerd raakt en verzocht hem een taakstraf op te leggen voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een bromfiets terwijl hij wist dat zijn rijbewijs zijn geldigheid had verloren. Door aldus te handelen heeft de verdachte de regels, die gelden in het verkeer en de verkeersveiligheid dienen, genegeerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken genoemd. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding daar in dit geval van af te wijken.
Ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de verdachte een moeilijke periode achter de rug heeft, dat hij is afgekickt van zijn alcohol- en drugsproblematiek, op zoek is naar werk en het na lange tijd weer goed met hem gaat. De verdachte lijkt een positieve wending aan zijn leven te willen geven. Het hof acht het in het belang van de verdachte en de samenleving dat deze opgaande lijn niet wordt doorkruist door oplegging van een straf die meebrengt dat de verdachte gedetineerd raakt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-244036-15)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 februari 2016, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu de vordering reeds ten uitvoer is gelegd en de gevangenisstraf van 3 weken reeds is geëxecuteerd.
De raadsman heeft om dezelfde reden verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof is ter terechtzitting gebleken dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken reeds is toegewezen bij – inmiddels onherroepelijk – vonnis van 20 juni 2017 van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland en op 13 juli 2017 is geëxecuteerd. Het hof zal het openbaar ministerie derhalve in zijn vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk verklaren.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-152344-15)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van
15 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De raadsman heeft eveneens verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 15-244036-15.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 8 augustus 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2017, parketnummer 15-152344-15, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 15 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. R.M. Steinhaus en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2018.
mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.