ECLI:NL:GHAMS:2018:5048

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
23-004003-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs van oplichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, was beschuldigd van oplichting door haar bankrekening ter beschikking te stellen aan onbekende personen, die vervolgens een bedrag van 1.000 euro op haar rekening zouden hebben ontvangen. De tenlastelegging omvatte het verstrekken van haar bankpas aan een onbekende persoon en het mogelijk maken van de opname van geld van haar rekening.

Tijdens de zitting op 28 november 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke geldboete van 1.000 euro met een proeftijd van twee jaar had geëist. De verdachte heeft verklaard dat zij haar bankpas aan een goede vriend, [aangever], had gegeven, die haar had gevraagd om het geld tijdelijk op haar rekening te zetten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en [aangever] elkaar al een tijd kenden en dat zij hem vertrouwde.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was geweest bij de oplichting. Het hof oordeelde dat de verdachte niet de overtuiging had dat zij betrokken was bij een misdrijf en dat er eerder sprake was van misbruik van haar naïviteit. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004003-17
datum uitspraak: 12 december 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-221540-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 november 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
dat een of meerdere (onbekende) personen op of omstreeks 27 november 2014, althans in of omstreeks de maand november 2014, te Schagen en/of Rotterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal 1.000,- euro, althans een geldbedrag (afkomstig van de rekening van gedupeerde [aangever]), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van dat voorwerp gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze bovengenoemde personen wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middelijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, toen te Kerkrade, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
- door een op haar naam staand bankpasje van de Rabobank (rekeningnummer [rekeningnummer]) een (een) onbekend gebleven perso(o)n(en) af te staan en/of haar bankrekeningnummer aan een onbekend gebleven persoon kenbaar te maken, die (vervolgens) voornoemd geldbedrag op haar, verdachte’s, rekening kon(den) storten
- waarbij (vervolgens) door verdachte en/of die onbekende personen een geldbedrag van in totaal
1.000,- euro, althans een geldbedrag, van die rekening opgenomen kon worden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 1.000,00 met een proeftijd van twee (2) jaren.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet
de overtuiging bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan wordt vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Aangever is slachtoffer geworden van oplichting, waarbij door middel van een phishing-mail geld van hem werd weggesluisd en tijdelijk geparkeerd op de bankrekening van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat zij anderhalf jaar eerder via een chatsite ene [aangever] had ontmoet, en op een gegeven moment met hem heeft afgesproken. [aangever] was een goede vriend en stond altijd voor haar klaar. Rond 19 november 2014 kwam [aangever] bij haar langs en zei dat hij veel cash geld had. Hij vroeg of hij haar bankpas mocht lenen om het geld tijdelijk op haar rekening te zetten. Zij heeft hem toen haar bankpas gegeven en de pincode. Ze had goed vertrouwen in [aangever].
Anders dan de advocaat-generaal heeft het hof op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet de overtuiging bekomen dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door haar rekening ter beschikking te stellen, temeer nu zij [aangever] al een tijdje kende en hij een goede vriend van haar was. Het hof overweegt hiertoe dat veeleer moet worden aangenomen dat misbruik is gemaakt van de (uit het dossier naar voren komende) naïviteit van de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. S. Clement, en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van
mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2018.
=========================================================================
[…]