ECLI:NL:GHAMS:2018:5047

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
23-004552-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verdachte in verzet tegen strafbeschikking in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 200,00 na verzet tegen een strafbeschikking die was opgelegd wegens het rijden zonder rijbewijs. De strafbeschikking was op 13 januari 2017 aan de verdachte toegezonden, maar zij heeft pas op 27 maart 2017 verzet aangetekend, wat buiten de wettelijk gestelde termijn viel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in haar verzet, omdat zij de termijn voor verzet had overschreden zonder dat er bijzondere omstandigheden waren die deze overschrijding konden verontschuldigen. De enkele mededeling van de verdachte dat zij ziek was, was niet voldoende onderbouwd om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte in het verzet tegen de strafbeschikking niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004552-17
datum uitspraak: 14 december 2018
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-156170-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sierra Leone) op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 december 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 28 december 2016 te Amstelveen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Oranjebaan, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft, na verzet tegen de opgelegde strafbeschikking, de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 200,00.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering, alsmede omdat anders moet worden beslist.

Ontvankelijkheid van de verdachte in verzet tegen de opgelegde strafbeschikking

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzet tegen de strafbeschikking.
De officier van justitie heeft op 13 januari 2017 wegens overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 een strafbeschikking uitgevaardigd, waarbij aan de verdachte een geldboete van € 340,00 is opgelegd.
Ingevolge artikel 257e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan tegen een strafbeschikking waarin een geldboete van niet meer dan € 340,00 is opgelegd wegens een overtreding welke ten hoogste vier maanden voor toezending is gepleegd, verzet worden gedaan tot uiterlijk zes weken na toezending.
De strafbeschikking is binnen vier maanden na pleegdatum uitgevaardigd en op 13 januari 2017 aan de verdachte toegezonden. De verdachte heeft niet binnen zes weken na die datum tegen deze strafbeschikking verzet aangetekend, nu zij dit pas op 27 maart 2017 heeft gedaan.
Overschrijding van de verzettermijn door of namens de verdachte betekent in de regel dat zij niet in het hoger beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn.
De niet nader onderbouwde mededeling van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg dat zij ziek was is daartoe niet voldoende.
Gelet op het vorenstaande dient het vonnis waarvan beroep te worden vernietigd en moet de verdachte in het verzet tegen de hiervoor genoemde strafbeschikking niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart de verdachte in het verzet tegen de strafbeschikking d.d. 13 januari 2017, CJIB-nummer 2132542002832574, niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 december 2018.