ECLI:NL:GHAMS:2018:5030

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-003640-18 / 001314-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek tot opheffing van dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbeperkende maatregelen in strafzaak

Op 16 november 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot opheffing van de dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbeperkende maatregelen, specifiek een contactverbod. Dit verzoek was ingediend op 23 oktober 2018 en was gericht tegen een eerder bevel dat was gegeven door de politierechter van de rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2018. De vrijheidsbeperkende maatregel hield in dat de verzoeker gedurende twee jaar geen contact mocht opnemen met het slachtoffer. De raadsvrouw van de verzoeker voerde aan dat de situatie zoals bedoeld in artikel 38v lid 3 van het Wetboek van Strafrecht zich niet voordeed, en dat de maatregel onredelijk was gezien de omstandigheden, vooral na een slotovereenkomst die na mediation was ondertekend.

Het hof heeft kennisgenomen van het verzoek en de reactie van de advocaat-generaal, die op 14 november 2018 aangaf dat het verzoek kon worden toegewezen. De advocaat-generaal stelde dat er geen nieuwe incidenten waren gerapporteerd tussen de verzoeker en het slachtoffer, en dat zowel het openbaar ministerie als de verdediging instemden met de opheffing van de maatregel. Gezien deze omstandigheden oordeelde het hof dat er geen reden was om aan te nemen dat de verzoeker opnieuw een strafbaar feit zou plegen of zich belastend zou gedragen jegens het slachtoffer.

Daarom heeft het hof het verzoek toegewezen en de dadelijke uitvoerbaarheid van het contactverbod opgeheven. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak werd gedaan op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
AV-nummer: 001314-18
Parketnummer: 23-003640-18
Parketnummer eerste aanleg: 15-066029-18
Uitspraak d.d.: 16 november 2018
Beslissing van de meervoudige strafkamer van 16 november 2018 op het verzoek van 23 oktober 2018 op grond van artikel 38v, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, tot opheffing van het bevel dadelijke uitvoerbaarheid van de door de rechtbank Noord-Holland opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum],
adres: [adres].

Inhoud van het verzoek

Het verzoek richt zich tegen het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel, welk bevel is gegeven bij niet onherroepelijk vonnis van de politierechter van rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 4 oktober 2018 met parketnummer 15-066029-18. De vrijheidsbeperkende maatregel houdt in dat verzoeker gedurende twee jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer]. De raadsvrouw van verzoeker heeft naar voren gebracht dat een situatie zoals bedoeld in artikel 38v lid 3 zich niet voordoet, de maatregel overbodig is vanwege de door beide partijen ondertekende slotovereenkomst na mediation en de maatregel onredelijk is gezien de omstandigheden van het geval.

Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van het verzoek van 23 oktober 2018 en van de reactie van de advocaat-generaal van 14 november 2018. In zijn reactie stelt de advocaat-generaal dat het verzoek kan worden toegewezen. Hij heeft daarbij in aanmerking genomen:
  • dat in de slotovereenkomst na mediation afspraken zijn gemaakt die niet redengevend zijn voor de opvatting dat de situatie als bedoeld in het vierde lid van artikel 38v Sr zich (nog) voordoet, en
  • dat de advocaat-generaal van de officier van justitie bericht heeft ontvangen dat bij de politie geen mutaties beschikbaar zijn waaruit blijkt dat zich nieuwe incidenten tussen verzoeker en [slachtoffer] hebben voorgedaan en dat ook de officier van justitie zich niet verzet tegen opheffing van de dadelijke uitvoerbaarheid van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel.
Naar aanleiding van de reactie van de advocaat-generaal heeft het hof de raadsvrouw op 15 november 2018 laten weten dat, gelet op de overeenstemmende standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging, het niet noodzakelijk is dat de raadsvrouw of de verzoeker ter zitting van 16 november aanwezig zal zijn.

Beoordeling van het bezwaar

Gelet op de door de advocaat-generaal genoemde omstandigheden en het instemmen door het openbaar ministerie met de opheffing van de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel is er grond om de dadelijke uitvoerbaarheid op te heffen, terwijl zich naar het oordeel van het hof op dit moment ook anderszins niet de situatie voordoet dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens [slachtoffer].
Het hof wijst het verzoek daarom toe.

Beslissing

Het hof:
Wijst het verzoek toe.
Heft op het - bij niet onherroepelijk vonnis van 4 oktober 2018 met parketnummer 15-066029-18 gegeven - bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van het opgelegde verbod op het contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer].
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. N.A. Schimmel en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2018.