In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 2 juli 2018 was gewezen. De verdachte, die gedetineerd is, was aangeklaagd voor de invoer van cocaïne. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 28 augustus en 16 november 2018 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden, omdat hij geen opzet had op de invoer van de cocaïne. De verdachte suggereerde dat onbekende personen mogelijk cocaïne in zijn koffer hadden gestopt, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaringen en heeft het verweer van de raadsman verworpen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met enkele aanvullingen op de bewijsmiddelen en overwegingen.