ECLI:NL:GHAMS:2018:5028

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-002556-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake invoer van cocaïne met bespreking van verweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 2 juli 2018 was gewezen. De verdachte, die gedetineerd is, was aangeklaagd voor de invoer van cocaïne. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 28 augustus en 16 november 2018 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden, omdat hij geen opzet had op de invoer van de cocaïne. De verdachte suggereerde dat onbekende personen mogelijk cocaïne in zijn koffer hadden gestopt, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaringen en heeft het verweer van de raadsman verworpen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met enkele aanvullingen op de bewijsmiddelen en overwegingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002556-18
datum uitspraak: 30 november 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-043906-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in [locatie 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 augustus 2018, 16 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • een bewijsmiddel aanvult, en
  • aanvullende overwegingen ten aanzien van de bewezenverklaring opneemt.

Aanvulling bewijsmiddel

De rechtbank heeft als eerste bewijsmiddel opgenomen een proces-verbaal van bevindingen en overdracht van 4 maart 2018 (pagina 10 e.v.). Het hof vult het bewijsmiddel aan, in die zin dat achter de woorden “4 maart 2018” als tijdstip “omstreeks 15.30 uur” wordt opgenomen en vóór de door de rechtbank in dat bewijsmiddel opgenomen tekst de volgende zin uit het proces-verbaal wordt opgenomen:
‘Locatie: [locatie 2]’.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken omdat de verdachte geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke vorm, op de invoer van de cocaïne.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft gesuggereerd dat anderen mogelijk cocaïne in zijn koffer hebben gestopt. Die onbekende personen zouden hem willen hebben uitschakelen vanwege zijn rol bij onderhandelingen over de koop van een goudmijn. De door de verdachte overgelegde stukken zijn volstrekt onvoldoende om aannemelijk te maken dat hij bij een dergelijke koop betrokken is geweest of dat het in het belang van wie dan ook zou zijn om de verdachte uit te schakelen, laat staan dat dat belang er iemand toe zou hebben gebracht de cocaïne in de koffer van de verdachte te stoppen. Het hof schuift die suggestie van de verdachte dan ook terzijde.
De verdachte heeft gezegd dat de als bewijsmiddel opgenomen berichtjes, die zijn uitgewisseld tussen de verdachte en een ander, betrekking zouden hebben op onderhandelingen over de koop van een goudmijn. Het hof acht die verklaring niet geloofwaardig gelet op het tijdstip van de berichten. In de berichten aan de verdachte op 3 maart 2018 wordt gezegd ‘Ik ben aan het regelen met mijn mensen zodat morgen de dingen goed gaan’ en ‘Morgen halen we je op oké. Rust daar uit om de klus te beginnen’. 3 en 4 maart waren de dagen van de vlucht - via een overstap in Lima - naar Nederland en de doorreis naar Italië. Het is daarom veel waarschijnlijker dat de berichten betrekking hadden op ‘de klus’ van het vervoeren van de cocaïne dan dat deze betrekking hadden op onderhandelingen, waarvan de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat die (pas) op 8 en 10 maart zouden plaatsvinden. Het hof schuift de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde.
Het verweer van de raadsman gaat uit van de juistheid van de verklaringen van de verdachte. Omdat het hof de verdachte niet gelooft, verwerpt het hof het verweer.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. N.A. Schimmel en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 november 2018.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002556-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 16 november 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. R.D. van Heffen, raadsheer,
mr. A.N. Biersteker, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M. Spruijt, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De verdachte heeft
welafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.