ECLI:NL:GHAMS:2018:5018

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2018
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-001949-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake tasjesdiefstal en heling van een brommer met strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op 29 september 2001, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en stond terecht voor tasjesdiefstal en heling van een bromfiets. Het hof bevestigde het vonnis van de kinderrechter, met uitzondering van de strafoplegging. De kinderrechter had de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen, met bijzondere voorwaarden. Het hof oordeelde dat de opgelegde straffen passend waren, maar besloot de bijzondere voorwaarden te schrappen, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte op school en zijn bijbaan. Het hof weegt de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan mee in zijn beslissing. De verdachte had geen respect voor het eigendom van anderen, wat leidde tot schade en hinder voor het slachtoffer. De advocaat-generaal had een werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie zonder bijzondere voorwaarden gevorderd, wat het hof overnam. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de schade door de verdachte was veroorzaakt. Het hof bevestigde ook dit onderdeel van het vonnis. De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de beslissing genomen om de verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 40 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen, met de bepaling dat de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht op de taakstraf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001949-18
datum uitspraak: 15 november 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13‑741223-17 en 13-152324-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 29 september 2001,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straffen. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Daarnaast is door de kinderrechter geen beslissing genomen ten aanzien van de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer], zodat het hof het vonnis op dit punt zal aanvullen.

Oplegging van straffen

Vonnis van de kinderrechter en standpunten van partijen
De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door een coach van de Intensieve Forensische Aanpak (IFA) en schoolgang en stage volgens rooster.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen zonder bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een tas en schuldheling van een bromfiets. Hij heeft daarmee aangetoond geen respect te hebben voor het eigendom van anderen. Door dit soort feiten wordt schade en hinder veroorzaakt bij de gedupeerden. Het slachtoffer van de diefstal heeft aangegeven dat zij veel last heeft gehad door het gebeurde. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de tas van de fiets afgerukt, waardoor het slachtoffer bijna ten val was gekomen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 oktober 2018 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dat in het nadeel van de verdachte mee.
Ter zitting is gebleken dat de verdachte het goed doet op school. Hij heeft zijn stage positief afgerond en heeft een bijbaan. Hij heeft een positief steunend netwerk van familieleden. De deskundigen van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zien daarom geen meerwaarde in begeleiding door de reclassering of oplegging van bijzondere voorwaarden. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf.
De verdachte heeft ter terechtzitting stellig meegedeeld dat hij geen werkstraf wil volbrengen, maar wel een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De reden dat de verdachte liever een vrijheidsstraf wil, is kennelijk dat hij deze zaak snel achter zich wil laten, de straf daarom snel wil afronden en in de veronderstelling is dat de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen sneller verloopt. Dat is echter geen reden om aan de verdachte een dergelijke straf op te leggen. Daarnaast is het hof ambtshalve bekend dat werkstraffen – anders dan de verdachte kennelijk denkt – doorgaans sneller te realiseren zijn dan vrijheidsbenemende straffen. De deskundigen achten een werkstraf bovendien meer in het belang van de verdachte. Het hof zal de verdachte daarom een werkstraf opleggen. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal het hof daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. Gelet op de positieve ontwikkeling van de verdachte acht het hof het niet noodzakelijk om daarbij bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie zoals door de advocaat-generaal gevorderd passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 129,18. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen en het hof bevestigt ook dat onderdeel van het vonnis. Het hof bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 november 2018.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001949-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 15 november 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. A.M. Kengen, raadsheer,
mr. O. Boekraad, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.C.A. Bakker, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.