ECLI:NL:GHAMS:2018:4869

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
23-000610-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte die zich voordeed als bonafide verkoper op Instagram

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van oplichting door zich via Instagram voor te doen als een bonafide verkoper van jassen. De tenlastelegging betrof het aannemen van een valse naam en hoedanigheid, waarbij de verdachte de aangever zou hebben bewogen tot de afgifte van €150,00 voor een jas die nooit geleverd werd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 december 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voorstelde. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor oplichting. De enkele omstandigheid dat de verdachte zich als verkoper voordeed, was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de persoon was die de jas aanbood en dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de schade die de benadeelde partij had geleden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000610-18
datum uitspraak: 24 december 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-201720-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 12 november 2015, althans in of omstreeks de maand november 2015, te Almere en/of Uithoorn, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van geld (150 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk, listiglijk, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich via Instagram voorgedaan als bonafide verkoper van jassen, althans enig goed en/of
- met die [slachtoffer] afgesproken dat hij de koopsom moest overmaken naar een door hem, verdachte, opgegeven en/of toebehorend rekeningnummer, waarna hij, verdachte, die jas naar die koper zou verzenden, waardoor voornoemde [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Op 12 november 2015 heeft de aangever op Instagram op de site [bedrijf] een jas gezien die hij besloot te kopen. De aangever heeft na een chatgesprek met de verkoper € 150,00 overgemaakt naar het door de verkoper opgegeven rekeningnummer [rekeningnummer] t.a.v. [bedrijf]. De aangever heeft de jas nimmer ontvangen en heeft geen contact meer met de verkoper kunnen krijgen.
De enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide verkoper die in staat en voornemens is de bij hem gekochte en aan hem vooruitbetaalde goederen te leveren, brengt niet (zonder meer) met zich dat sprake is van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (HR 9 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3546, NJ 2015/146). Voor strafrechtelijke aansprakelijkheid moet sprake zijn van een gedragspatroon waaruit een criminele intentie en een tevoren bedachte werkwijze spreekt, zoals het geval is bij degene die op Marktplaats.nl onder een andere dan zijn eigen naam of met gebruikmaking van een onjuist e-mailadres, bankrekeningnummer of telefoonnummer erop uit is een koper te laten betalen voor een goed dat hij nooit zal leveren (HR 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:326, NJ 2015/487).
Daargelaten dat niet is komen vast te staan dat het Instagram-account op naam van de verdachte stond, noch dat de verdachte degene was die via Instagram jassen te koop aanbood en met de aangever over de koop van een jas afspraken heeft gemaakt, volgt uit het dossier niet meer dan dat het ASN bankrekeningnummer - evenals het andere op Instagram vermelde ING bankrekeningnummer - op naam van de verdachte stond. Dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring van oplichting.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De verdachte wordt vrijgesproken van het hen laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2018.
mr. M.B. de Wit is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000610-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 24 december 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. G. Oldekamp, raadsheer,
mr. M.E. van Rijn, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.B. Develing, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.