De rechtbank heeft de vordering van Manderen tot het genoemde beloop toegewezen. Hetgeen de rechtbank daartoe heeft overwogen, kan als volgt worden samengevat. Manderen heeft een geldlening van NLG 2.083.372,- (€ 945.393,-) verstrekt aan Atlas Reizen (via Atlas Holding). Bij deze transactie trad [appellant] op als bestuurder zowel van Manderen als van Atlas Reizen. Waar Manderen (vertegenwoordigd door [appellant] als bestuurder) optrad als financier van Atlas Reizen (vertegenwoordigd door [appellant] als bestuurder), terwijl niet duidelijk is geworden welk zakelijk belang Manderen bij deze financiering had en Manderen mogelijk ook renteverlies heeft geleden, was sprake van een tegenstrijdig belang van [appellant] in de zin van artikel 2:256 (oud) BW. Nu de statuten van Manderen niet uitdrukkelijk bepalen dat [appellant] ook in geval van tegenstrijdig belang bevoegd was de vennootschap te vertegenwoordigen, is Manderen ter zake van de geldlening onbevoegd vertegenwoordigd en is de geldlening in beginsel ongeldig (nietig). Op de afwikkeling van deze geldlening hebben de drie volgende overeenkomsten, gedateerd 30 augustus 2001, betrekking:
(1) een overeenkomst tot afwikkeling schuldvordering tussen (i) Manderen, (ii) Aya Sofia en (iii) Stichting Rahman;
(2) een overeenkomst tot gedeeltelijke afwikkeling schuldvordering tussen (i) Atlas Holding en (ii) Manderen;
(3) een overeenkomst tot gedeeltelijke afwikkeling schuldvordering tussen (i) Atlas Reizen en (ii) Atlas Holding.
De rechtbank heeft een deskundige benoemd om, kort gezegd, de geldstromen en de grondslagen daarvan in beeld te brengen, waarbij ook de geldlening en de drie overeenkomsten afwikkeling schuldvorderingen dienden te worden betrokken. Het samenstel van deze overeenkomsten komt er uiteindelijk op neer dat daarin is vastgelegd dat Aya Sofia en Stichting Rahman erkennen dat zij vorderingen hebben, althans hadden (uit hoofde van geldlening) op Manderen van NLG 202.246,- respectievelijk NLG 1.410.000,- en dat zij van Atlas Holding (de tegenwaarde van) NLG 1.941,168,- hebben ontvangen en dat daarmee de schuld die Manderen aan hen had, is voldaan. De deskundige heeft geconcludeerd dat - onder meer rekening houdend met deze schuldafwikkeling - Atlas Holding uiteindelijk nog een schuld heeft aan Manderen ten bedrage van € 424,- (hetgeen impliceert dat Atlas Holding haar schuld aan Manderen uit hoofde van de (nietige) geldlening ten bedrage van NLG 2.083.372,- grotendeels heeft voldaan). De betwisting van het bestaan van de in de eerste overeenkomst vastgelegde vorderingen van Aya Sofia en Stichting Rahman op Manderen acht de rechtbank onvoldoende concreet en daar gaat de rechtbank dan ook aan voorbij. [appellanten] erkennen dat de tegenwaarde van de cheques ten bedrage van NLG 1.941.168,- nimmer is ontvangen door Aya Sofia en Stichting Rahman. Zij stellen dat deze tegenwaarde uiteindelijk in een andere vorm aan Aya Sofia en Stichting Rahman ten goede is gekomen, te weten in de vorm van een belegging in een onroerend goed. De rechtbank heeft [appellanten] toegelaten bewijs te leveren van hun stelling dat uitvoering is gegeven aan de overeenkomsten afwikkeling schuldvorderingen en dat Aya Sofia en Stichting Rahman de tegenwaarde van het hun toekomende bedrag van NLG 1.941.168,- hebben ontvangen. De rechtbank heeft voorts overwegingen gewijd aan de vraag of de eerste overeenkomst afwikkeling schuldvordering rechtsgeldig is ondertekend namens Stichting Rahman en Aya Sofia en ook hieromtrent een bewijsopdracht gegeven. Bij eindvonnis, na getuigenverhoor, heeft de rechtbank overwogen dat [appellanten] niet in het opgedragen bewijs zijn geslaagd dat, kort gezegd, de schuld aan Manderen is afgelost, zodat Manderen een vordering groot € 945.393,- op Atlas Reizen heeft (op grond van het feit dat de overeenkomst van geldlening nietig is), welke vordering jegens Atlas Holding kan worden toegewezen nu in de tweede overeenkomst afwikkeling schuldvordering is vastgelegd dat Atlas Holding dit bedrag aan Manderen is verschuldigd. Het door Atlas Holding verschuldigde bedrag dient te worden vermeerderd met de € 424,- nu de deskundige al had geconcludeerd dat Atlas Holding dit bedrag aan Manderen was verschuldigd. [appellant] is naast Atlas Reizen en Atlas Holding (hoofdelijk) gehouden het bedrag van € 945.817,- aan Manderen terug te betalen omdat [appellant] op grond van artikel 2:9 BW jegens Manderen als bestuurder aansprakelijk is voor de door Manderen door deze transactie geleden schade.