Uitspraak
mr. M.A. Vles, kantoorhoudende te Weert,
mr. H.M.L. Dings, kantoorhoudende te Venlo,
5 [F] ,
[G],
[H],
[I],
[J],
mr. H.M.L. Dings, kantoorhoudende te Venlo.
10 [K] ,
[L],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft verzoeker [A] op 17 april 2018 een verzoekschrift ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarin hij verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschappen [B], [C] en [D] over de periode vanaf 1 augustus 2015. Tevens verzocht hij om onmiddellijke voorzieningen, waaronder de benoeming van een tijdelijk bestuurder met beslissende stem voor [B]. De Ondernemingskamer heeft op 21 juni 2018 de verzoeken behandeld, waarbij de advocaten van de betrokken partijen hun standpunten hebben toegelicht. Na de zitting is de uitspraak aangehouden om partijen de gelegenheid te geven tot een minnelijke regeling, maar op 20 augustus 2018 heeft de advocaat van [B] c.s. verzocht om alsnog uitspraak te doen.
De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van [B] c.s. en dat de verzoeken van [A] niet toewijsbaar zijn. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat [A] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek voor zover het zich richt tegen [E], en heeft het verzoek voor het overige afgewezen. Tevens is [A] veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 3.948. De beschikking is gegeven op 4 december 2018 door de Ondernemingskamer, bestaande uit mr. G.C. Makkink, mr. M.M.M. Tillema, mr. A.W.H. Vink, prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA, en W. Wind, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Prins, griffier.