In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, uitgesproken op 20 december 2018, is de Ondernemingskamer aan de slag gegaan met een verzoek van [A] tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B] en andere belanghebbenden. Het verzoek van [A] was gericht op het vaststellen van wanbeleid bij [B] en het treffen van voorzieningen. De Ondernemingskamer had eerder al een onderzoek bevolen naar het beleid van [B] en de gang van zaken binnen de onderneming. In deze beschikking werd echter geoordeeld dat de verzoeken van [D] tot voortzetting van de behandeling van het tweedefaseverzoek van [A] niet ontvankelijk waren. Dit was het gevolg van het feit dat de behandeling van het verzoekschrift van [A] op 12 april 2018 was voltooid, en dat er sindsdien geen nieuwe ontwikkelingen waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De Ondernemingskamer heeft ook vastgesteld dat de verzoeken tot heropening van het onderzoek en het verstrekken van stukken niet in behandeling konden worden genomen, omdat deze verzoeken niet tijdig waren ingediend. De Ondernemingskamer heeft de verzoeken van [D] afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn vastgesteld op € 6.444. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.M.M. Tillema.