In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 februari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995, was beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer op 1 augustus 2016 in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was zonder inhoudelijke beoordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 november 2018 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen consistent waren en de verdachte opzettelijk het slachtoffer in het gezicht had gestompt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, wat strafbaar is volgens de wet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van 500 euro, te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het hof heeft deze straf in hoger beroep bevestigd, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden, wat het hof zwaar heeft gewogen in de strafoplegging. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.