ECLI:NL:GHAMS:2018:4750
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan belang
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 10 oktober 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in Afghanistan in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting van 18 september 2018 heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat de verdachte geen belang meer zag bij de behandeling van de zaak in hoger beroep. Het hof heeft vervolgens de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman in overweging genomen.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met een verdere behandeling van de zaak. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de rechters N.A. Schimmel, A.M.P. Geelhoed en A.E. Kleene-Krom aanwezig waren. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting, waarbij A. Ivanov als griffier optrad.