ECLI:NL:GHAMS:2018:4749

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
23-003681-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenvoudige belediging van ambtenaren in functie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1962 en thans gedetineerd in PPC Vught, was in eerste aanleg veroordeeld voor eenvoudige belediging van twee buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA's) tijdens de uitoefening van hun functie. De tenlastelegging betrof beledigende uitlatingen die de verdachte op 20 juli 2017 in Haarlem had gedaan, waaronder de woorden 'kankerlijers' en 'aapjes'. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft de beschuldigingen die verder gingen dan de bewezenverklaring verworpen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van de ambtenaren, wat niet alleen hun eer en goede naam aantast, maar ook een gebrek aan respect voor het openbaar gezag aantoont. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die te maken heeft met schulden en een gebrek aan huisvesting. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren, waarbij de uitvoering van de straf is opgeschort, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003681-17
datum uitspraak: 7 december 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-136916-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PPC Vught, te Vught.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2017 te Haarlem opzettelijk twee ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] (BOA) en [slachtoffer 2] (BOA), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: 'kankerlijers' en/of 'kankermongolen' en/of 'aapjes' en/of 'kanker zwarte aap', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 juli 2017 te Haarlem opzettelijk twee ambtenaren, te weten [slachtoffer 1] (BOA) en [slachtoffer 2] (BOA), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: ‘aapjes’, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van twee buitengewoon opsporingsambtenaren. Door aldus te handelen heeft de verdachte de buitengewoon opsporingsambtenaren niet alleen in hun eer en goede naam aangetast, maar tevens blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 november 2018 is hij in zowel het verdere als het nabije verleden meermalen veroordeeld (onder meer) ter zake van strafbare feiten gericht tegen personen met een publieke taak.
Uit hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is besproken, is gebleken dat in het PPC (mede) bezien wordt of na de detentie een hulpverleningstraject voor de verdachte (en zijn vrouw) kan worden gestart. De verdachte heeft geen eigen woning en heeft veel schulden. De verdachte heeft kenbaar gemaakt hiervoor open te staan. Om dit traject, na zijn detentie, niet te doorkruisen acht het hof, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 december 2018.
[…]