In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1962 en thans gedetineerd in PPC Vught, was in eerste aanleg veroordeeld voor eenvoudige belediging van twee buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA's) tijdens de uitoefening van hun functie. De tenlastelegging betrof beledigende uitlatingen die de verdachte op 20 juli 2017 in Haarlem had gedaan, waaronder de woorden 'kankerlijers' en 'aapjes'. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft de beschuldigingen die verder gingen dan de bewezenverklaring verworpen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van de ambtenaren, wat niet alleen hun eer en goede naam aantast, maar ook een gebrek aan respect voor het openbaar gezag aantoont. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die te maken heeft met schulden en een gebrek aan huisvesting. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren, waarbij de uitvoering van de straf is opgeschort, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd.