ECLI:NL:GHAMS:2018:4731

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
200.233.240/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over onheus bejegenen en onafhankelijkheid tijdens akteondertekening

In deze zaak heeft klager, ing. [naam], een klacht ingediend tegen notaris mr. [naam] over onprofessioneel gedrag en een gebrek aan onafhankelijkheid tijdens de afhandeling van de akte van verdeling van zijn huwelijksgoederengemeenschap. De klacht is ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam na een eerdere ongegronde beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch. Klager verwijt de notaris dat zijn chef de bureau hem onheus heeft bejegend in e-mailberichten en tijdens een bijeenkomst op 4 januari 2017, waar de akte werd ondertekend. Het hof heeft de zaak behandeld op 27 september 2018, waarbij zowel klager als de notaris aanwezig waren.

Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer, waartegen geen bezwaar is gemaakt. Klager heeft in zijn e-mails zijn onvrede geuit over de communicatie van de notaris en de chef de bureau, en heeft gesuggereerd dat de notaris niet onafhankelijk was tijdens de ondertekening van de akte. De notaris heeft echter betoogd dat klager eerder al antwoorden op zijn vragen had gekregen en dat de communicatie professioneel was, ondanks de onvrede van klager.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft het hof geconcludeerd dat de klacht ongegrond is. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kamer bevestigd, waarbij is opgemerkt dat de notaris zich aan de wettelijke vereisten heeft gehouden en dat de indruk van klager onvoldoende was om de onafhankelijkheid van de notaris in twijfel te trekken. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 11 december 2018.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.233.240/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2017/87
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 11 december 2018
inzake
ing. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 8 februari 2018 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's‑Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 15 januari 2018 (ECLI:NL:TNORSHE:2018:25). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
De notaris heeft op 6 april 2018 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 september 2018. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie, waaronder het proces-verbaal van de zitting van 4 december 2017, en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
In het kader van de afwikkeling tussen klager en zijn ex-echtgenote van hun huwelijksgoederengemeenschap heeft de advocaat van de ex-echtgenote begin december 2016 aan klager bericht dat op woensdag 21 december 2016 om 14:00 uur de akte van verdeling diende te worden getekend.
3.2.2.
Bij e-mailbericht van 6 december 2016 heeft de chef de bureau van de notaris, de heer [naam] , aan klager het volgende bericht:
“(…)
Ik heb vernomen dat u inmiddels een uitnodiging/opdracht heeft ontvangen om op woensdag 21 december a.s. om 14:00 uur te verschijnen voor het ondertekenen van de akte van verdeling.
Voor de goede orde stuur ik u bijgaand ter kennisneming de ontwerpakte van verdeling en de afrekening.
Wellicht ten overvloede maak ik u er op attent dat het niet verschijnen of niet ondertekenen geldt als een weigering om te ondertekenen.
Indien u verder de akte daadwerkelijk gaat ondertekenen geldt dat u ondertekent onvoorwaardelijk, onherroepelijk en niet onder protest of anderszins.
Voor zover u het niet eens bent staat het u uiteraard vrij om, op uw kosten, een advocaat te raadplegen.
(…)”
3.2.3.
Bij e-mailbericht van 11 december 2016 om 12:06 uur heeft klager hierop (onder andere) bericht dat hij die dag is verhinderd en heeft hij voorgesteld om begin januari 2017 een nieuwe afspraak te maken. Voorts heeft klager het volgende medegedeeld:
“(…) Verder hou ik mij het recht voor om nogmaals naar het KNB te stappen, doordat u in mijn ogen twee verschillende uitleggen aan het vonnis geeft…Naar mij iets anders dan naar Delta Lloyd. (…)”
3.2.4.
Bij e-mailbericht van 11 december 2016 om 13:06 uur heeft klager hieraan nog het volgende toegevoegd:
“(…) En waar zie ik dat mijn huis niet meer op mijn[naar het hof begrijpt: naam]
staat bij o.a. het kadaster? Wanneer is dat geregeld?”
3.2.5.
Bij e-mailbericht van 12 december 2016 heeft de [chef de bureau] hierop gereageerd als volgt:
“(…)
U bent meer dan eens uitgenodigd om de akte nog eens door te nemen en vragen te stellen. Het merendeel van uw bezwaren zouden heel eenvoudig en al lang weggenomen kunnen zijn indien u daarvan gebruik zou hebben gemaakt. U heeft er echter steeds voor gekozen om daar geen gebruik van te maken en in plaats daarvan klachten in te dienen en/of dreigementen te uiten.
Dat is uw eigen keuze [klager] .
Voor wat betreft de datum en tijdstip. Die zijn gereserveerd op basis van de door u ontvangen stukken. Als u nu niet komt geldt dat als een weigering. Of die weigering terecht is, is niet ter beslissing van het notariskantoor.
Het is nu heel eenvoudig. U geeft gehoor aan de opdracht of niet. Zoals gezegd is dat uw keuze. Vanaf nu krijgt u ook geen terugkoppeling meer.
(…)”
3.2.6.
Op 4 januari 2017 om 14:00 uur is de akte van verdeling, na volledige voorlezing, op het kantoor van de notaris door klager en zijn ex‑echtgenote in het bijzijn van twee getuigen, zijnde medewerkers van de notaris, ondertekend.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris - in de kern - het volgende:
de chef de bureau van de notaris heeft hem onheus bejegend in de e-mailberichten van 6 december 2016 en 12 december 2016;
hij is onheus bejegend tijdens de bijeenkomst op het kantoor van de notaris op 4 januari 2017 en de notaris heeft zich tijdens die bijeenkomst niet onafhankelijk opgesteld.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel 1
6.1.
Het hof gaat evenals de kamer ervan uit dat de klacht is gericht tegen de notaris die als eindverantwoordelijke heeft te gelden voor de [chef de bureau] . Een chef de bureau werkt immers onder verantwoordelijkheid van een notaris en is niet onderworpen aan het tuchtrecht.
6.2.
Met betrekking tot de bejegening van klager in voormelde e-mailberichten van 6 december 2016 en 12 december 2016 overweegt het hof als volgt.
Evenals de kamer acht het hof het taalgebruik in het e-mailbericht van 12 december 2016, te weten de formuleringen “Dat is uw eigen keuze [klager] ” en “Het is nu heel eenvoudig”, onvoldoende professioneel. In de context van de (lange) voorgeschiedenis, waaronder de vele contacten per e-mail en de opstelling van klager in dezen, acht het hof dit echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat klager meermaals is uitgenodigd voor een nadere bespreking, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt.
Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel 2
6.3.
De kamer heeft dit klachtonderdeel ongegrond verklaard en hiertoe het volgende overwogen:
“4.7. (…) Ter zitting heeft de notaris (…) toegelicht dat de vragen van klager, vragen waren die hij reeds eerder schriftelijk had gesteld en waar de notaris al eerder antwoord op had gegeven. De notaris heeft voorts verklaard dat hij op 4 januari 2017 tegen klager op een zakelijke manier heeft gezegd niet opnieuw met hem daarover in discussie te gaan.
4.8.
De kamer is van oordeel dat klager zijn stelling dat de notaris zich niet onafhankelijk heeft opgesteld onvoldoende aannemelijk heeft weten te maken. De enkele indruk die klager had ten tijde van het voorlezen en het tekenen van de akte is daartoe onvoldoende. Hierbij merkt de kamer op dat de notaris twee getuigen had gevraagd om bij het passeren van de akte aanwezig te zijn en dat de notaris vervolgens, conform het bepaalde in artikel 43, tweede lid, van de Wna, de tekst van de akte volledig heeft voorgelezen.”
6.4.
Het hof verenigt zich met hetgeen de kamer over dit klachtonderdeel heeft geoordeeld en maakt dit oordeel en de gronden waarop het rust, tot de zijne. In hoger beroep heeft klager geen argumenten naar voren gebracht, die tot een ander oordeel moeten leiden.
Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.
6.5.
Klager heeft ter zitting in hoger beroep nog aangeboden bewijs (in de vorm van een geluidsopname) te leveren van zijn stelling dat de notaris tijdens de bijeenkomst van 4 januari 2017 partij koos voor zijn ex-echtgenote, aangezien zijn vragen niet werden beantwoord en die van zijn ex-echtgenote wel. Gelet op hetgeen hiervoor onder 6.3. en 6.4 is overwogen, gaat het hof aan dit bewijsaanbod voorbij. Klager heeft geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing kunnen leiden. Het hof zal dan ook geen kennis nemen van die geluidsopname.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, A.D.R.M. Boumans en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2018 door de rolraadsheer.