ECLI:NL:GHAMS:2018:4708

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
23-002661-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met minderjarige door bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een 16-jarige jongen, was beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje, dat nog niet de leeftijd van zestien jaar had bereikt. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen 1 juli 2015 en 23 november 2015 in Bodegraven. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke taakstraf geëist, maar de raadsvrouw pleitte voor vrijspraak.

Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, dat de bescherming van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar beoogt. Het hof overwoog dat het ontuchtige karakter van de handelingen kan ontbreken als deze vrijwillig plaatsvinden en er sprake is van een gering leeftijdsverschil. In dit geval kwam het hof tot de conclusie dat de seksuele handelingen tussen de verdachte en het slachtoffer vrijwillig waren en dat het slachtoffer het initiatief had genomen. De verklaringen van het slachtoffer, waarin zij aangaf dat zij niet als slachtoffer voelde en dat zij niet gedwongen was, werden door het hof meegewogen.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat de feiten en omstandigheden onvoldoende waren om te concluderen dat de verdachte de sociaal-ethische norm had overschreden. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de context van seksuele handelingen tussen jongeren zorgvuldig te beoordelen, vooral wanneer er sprake is van wederzijdse instemming en een gering leeftijdsverschil.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002661-17
datum uitspraak: 30 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-760072-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 23 november 2015 te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zijn/hun penis(sen) in de mond van die [slachtoffer] gebracht/gehouden
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 35 uren subsidiair 17 dagen jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt het volgende.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) strekt tot bescherming van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen het ondergaan van vergaande seksuele handelingen. Jeugdigen in deze leeftijdsgroep worden geacht daartoe in het algemeen onvoldoende in staat te zijn. Onder omstandigheden kan echter het ontuchtige karakter (de wederrechtelijkheid) aan de seksuele handelingen ontbreken. De Hoge Raad heeft in het arrest van 30 maart 2010 (LJN: BK4794) overwogen dat het ontuchtige karakter aan seksuele handelingen bijvoorbeeld kan ontbreken indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden en voorts sprake is van een gering leeftijdsverschil.
Het hof is van oordeel dat er in onderhavige strafzaak sprake is van een dergelijke uitzonderlijke situatie en overweegt daartoe in het bijzonder als volgt.
De toen 16-jarige verdachte is op straat in contact gekomen met een 14-jarig meisje, genaamd [slachtoffer]. Zij hebben elkaar enkele malen op straat getroffen, voordat het uiteindelijk tot seksuele handelingen kwam. Volgens de verdachte heeft [slachtoffer] hem gevraagd om mee te komen naar de bosjes en heeft zij hem daar vervolgens gepijpt. Op het moment dat er andere mensen in de buurt kwamen, is het pijpen gestopt. De volgende dag heeft [slachtoffer] de verdachte, die op dat moment aan het chillen was met zijn vrienden, weer opgezocht en heeft zij hem wederom gepijpt.
De verdachte werd geconfronteerd met het seksueel wervende gedrag van [slachtoffer], die blijkens verschillende verklaringen in het dossier het initiatief heeft genomen tot het seksueel contact.
Hoewel artikel 245 Sr jeugdige personen ook beschermt tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan, weegt het hof bij de beoordeling mee hetgeen [slachtoffer] daarover zelf als getuige bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard:
“Ik weet dat ik bij het informatief gesprek niet helemaal de waarheid heb gesproken. Ik moest meewerken van mijn ouders en deed alsof. Mijn ouders hebben aangifte gedaan en toen wilde de politie mij ook horen. Ik heb bij de politie toen het spel meegespeeld. Met spel bedoel ik dat ik mijzelf meer in de slachtofferrol plaatste en ik gedwongen was. Ik was wel minderjarig, maar ik was geen slachtoffer. Op uw vraag of ik in die zin ook niet kwetsbaar was op dat moment antwoord ik u dat ik ook niet kwetsbaar was. Ik wilde meewerken en werd niet gedwongen.”
De verdachte was ten tijde van het feit een 16-jarige jongen in de pubertijd en verkeerde dus – evenals [slachtoffer], die niet veel jonger was dan hij – in een kwetsbare en onderzoekende fase in de seksuele ontwikkeling. Uit het dossier komt op geen enkele manier naar voren dat de verdachte het initiatief tot de seksuele handelingen heeft genomen. Wel blijkt dat het contact van beide kanten vrijwillig was.
Ook uit de overige feiten en omstandigheden rondom de seksuele handelingen van de verdachte en [slachtoffer] blijkt onvoldoende dat sprake is van overschrijding van die sociaal-ethische norm door de verdachte, te meer omdat omtrent de precieze aard van de gedragingen van anderen – anders dan het filmen van de seksuele handelingen – naar het oordeel van het hof onvoldoende uit het dossier is gebleken, terwijl hun gedragingen in elk geval niet in nauwe en bewuste samenwerking met de verdachte hebben plaatsgevonden en de verdachte in die zin ook niet zonder meer kunnen worden aangerekend. Dit geldt temeer nu blijkens de verklaring van [slachtoffer] bij de raadsheer-commissaris thans aan de betrouwbaarheid van haar eerdere verklaring getwijfeld moet worden.
Anders dan de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat de feiten en omstandigheden die in het dossier worden gerelateerd onvoldoende zijn om tot de conclusie te komen dat de verdachte in dit specifieke geval de grens heeft overschreden van wat sociaal-ethisch aanvaardbaar gedrag is.
De hiervoor genoemde bijzondere omstandigheden tezamen genomen en in onderlinge samenhang bezien brengen het hof tot het oordeel dat in onderhavige strafzaak aan de seksuele handelingen het ontuchtige karakter (de wederrechtelijkheid) ontbreekt, zodat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.G. Hijink, mr. N.A. Schimmel en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 augustus 2018.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002661-17
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 30 augustus 2018.
Tegenwoordig zijn:
F.G. Hijink, raadsheer,
mr. O. Boekraad, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. B.C.C. van Roessel, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.