ECLI:NL:GHAMS:2018:4635

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
23-002043-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 mei 2017. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep. De advocaat-generaal heeft tijdens de zitting aangegeven het hoger beroep niet te willen voortzetten en de bij schriftuur opgegeven grieven niet te handhaven. De raadsman van de verdachte heeft eveneens aangegeven dat zijn cliënt geen prijs stelt op een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de zaak eerder zonder inhoudelijke behandeling aan de orde is geweest op verschillende zittingen in hoger beroep, met de laatste zitting op 23 oktober 2018. Aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al was aangevangen, was intrekking van het rechtsmiddel niet meer mogelijk. Het hof heeft, na het horen van de raadsman, geconcludeerd dat er geen rechtens te beschermen belang is dat gediend is met de voortgezette behandeling van de zaak.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, conform artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de griffier mr. C. de Beer aanwezig was, maar niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002043-17
datum uitspraak: 1 november 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-810328-16 tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [plaats].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2018.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 1 november 2018, zoals zij daarvoor al per e-mail van 9 oktober 2018 had aangekondigd, te kennen gegeven dat zij het beroep tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 30 mei 2017 niet wenst voort te zetten en dat de bij schriftuur opgegeven grieven niet worden gehandhaafd.
De raadsman heeft te kennen gegeven dat de verdachte geen prijs stelt op een inhoudelijke behandeling van zijn zaak in hoger beroep.
Het hof overweegt als volgt.
De zaak is eerder, zonder inhoudelijke behandeling, aan de orde geweest op diverse terechtzittingen in hoger beroep, laatstelijk op 23 oktober 2018. Aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep reeds is aangevangen, is intrekking van het rechtsmiddel niet meer mogelijk.
Op grond van het vorenstaande en gehoord de raadsman zal het hof, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak, de officier van justitie gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. C.N. Dalebout en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 november 2018.
mr. C. de Beer is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.