ECLI:NL:RBNHO:2017:7911

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
15/810328-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; OVAR, TBS met dwangverpleging en (gedeeltelijke) toewijzing benadeelde partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad, heeft op 28 november 2016 in Hoofddorp geprobeerd een vrouw, aangeduid als [aangeefster 1], met een keukenmes van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen met het mes in de richting van het lichaam van de aangeefster heeft gestoken, wat resulteerde in meerdere steekwonden. De verdachte heeft ook een politieagent, [aangever 1], bedreigd met een alarmpistool en daadwerkelijk geschoten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de feiten gehonoreerd, maar heeft geoordeeld dat de verdachte ten tijde van de feiten als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Dit werd ondersteund door rapportages van deskundigen die de ernstige psychische problemen van de verdachte beschreven, waaronder een ernstige verslaving aan verschillende middelen en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de verdachte daarom niet strafbaar verklaard en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens is de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan zowel de aangeefster als de politieagent.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810328-16 (P)
Uitspraakdatum: 30 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 mei 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad, te Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 28 november 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans [aangeefster 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een (keuken)mes, althans met een scherp voorwerp, meermalen in en/of in de richting van de buik en het gezicht, althans het lichaam van die [aangeefster 1] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op of omstreeks 28 november 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [aangever 1] (inspecteur van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een alarmpistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [aangever 1] gericht en/of (vervolgens) de trekker van dat alarmpistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, over gehaald.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 impliciet primair, de poging tot doodslag, en 2 ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft hij zich op het standpunt gesteld dat op grond van de uiterlijke verschijningsvorm, het steken met een groot mes in de buik en hals van aangeefster, het niet anders kan dat dit handelen van verdachte gericht was op de dood van aangeefster.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich (kort gezegd en zoals weergegeven in zijn pleitaantekeningen) op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem onder 1 impliciet primair tenlastegelegde feit, de poging tot doodslag, dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het verdachte heeft ontbroken aan opzet, ook in voorwaardelijke zin, op het van het leven beroven van aangeefster. Ten aanzien van de onder 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling en het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 impliciet primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 1:
Op 28 november 2016 om 7.15 uur stond verdachte bij de achterdeur van zijn ouderlijk huis, gelegen aan het adres [adres 2] , met bebloede knokkels van zijn linkerhand hij tegen het raam te bonken. Omdat er die avond ervoor al het een en ander was gebeurd wilde zijn moeder hem niet binnenlaten. Vervolgens liep hij naar de voorkant van het huis en begon tegen het voorraam te bonken. Verdachte riep daarbij: “laat me binnen” en “ik word vermoord”. Ook maakte hij snijbewegingen langs zijn keel. De moeder van verdachte had de indruk dat verdachte mogelijk psychotisch was, waartegen hij medicijnen gebruikt. Hij gebruikt deze medicijnen echter in combinatie met speed, waardoor de psychose langer duurt. Verdachte droeg toen een legergroene driekwart lange jas en is op een gegeven moment weggegaan. [2]
Aangeefster [aangeefster 1] wonende te Hoofddorp op het adres [adres 3] , gemeente Haarlemmermeer, kwam op 28 november 2017 omstreeks 7.45 uur onder de douche vandaan en wilde zich in haar slaapkamer aankleden. Nadat zij haar ondergoed had aangedaan, hoorde zij het geluid van voetstappen in de gang en de woonkamer. Aangeefster zag een voor haar onbekende in de deuropening van haar slaapkamer staan en de man liep met een keukenmes in zijn linkerhand op haar af. Volgens aangeefster was dat keukenmes afkomstig uit haar keuken. Het keukenmes is 40 centimeter lang. Het snijvlak is ongeveer 30 centimeter lang. De man hield het mes voor zich toen hij op aangeefster af kwam gelopen. De man bracht het mes naar voren en zij denkt dat hij haar eerst linksonder in haar buik stak; zij heeft linksonder op haar buik een kras. Vervolgens heeft de man haar meerdere keren gestoken met het keukenmes, waardoor zij meerdere steekwonden heeft opgelopen; dat betreft steekwonden aan het gezicht, de armen en handen. De man heeft tijdens dat steken niets gezegd en de man droeg een driekwart groene jas met grote zakken. Aangeefster heeft tijdens het steken met het keukenmes zichzelf beschermd door haar armen voor haar borst te houden. Zij heeft meermalen met haar armen geprobeerd het mes van zich af te weren, waardoor zij letsel heeft opgelopen aan haar arm. Aangeefster zag kans om de man tegen de kledingkast te duwen, waardoor er ruimte ontstond om de slaapkamer te ontvluchten. Aangeefster is in haar ondergoed met een handdoekje om zich heen via de achterdeur de woning uitgerend en heeft buiten om hulp geschreeuwd. [3]
Het letsel van aangeefster bestaat uit meerdere steekwonden, te weten: één door de rechter wenkbrauw (4 cm), één aan de rechter kaakhoek (4 cm), één links onder de neus (0,5 cm), één vlak onder rechteroog (0,7 cm), één tussen rechteroog en neus (1,5 cm), één op linker wang (1,5 cm), één op linkerzijde van de hals overgang naar schouder (1,5 cm), één in rechterzijde elleboogplooi (4 cm), één op de basis van rechter wijsvinger (2 cm), één halverwege de rechter wijsvinger (1,5 cm), één op de top van de rechtermiddelvinger (1,5 cm), één in linkerhand tussen duim en wijsvinger (4 cm), één op linkerhand aan pinkzijde (2,5 cm) en één op linker onderarm (1,5 cm). Het meest diepe letsel betreft de verwonding tussen de linker duim en -wijsvinger. Twee armverwondingen dienden onder narcose te worden behandeld. [4]
Getuige [getuige 1] was op 28 november 2016 tussen 8.30 uur en 9.00 uur in de woning van [getuige 2] gelegen aan het [adres 4] en zag een schim van een persoon voor de achterdeur die ‘ [getuige 2] ’ riep. Zij opende de deur omdat zij dacht dat het de broer van [getuige 2] was, maar het bleek een voor haar onbekende jongen te zijn. Getuige zag dat zijn ogen erg raar stonden. Hij had een verwilderde blik en af en toe draaiden zijn ogen weg. Hij zag eruit als een dolle stier en zei toen: “Ik heb waarschijnlijk iemand afgelegd, maar ik weet het niet zeker.” De man is naar boven gegaan. Daar stond hij in de badkamer met alleen zijn broek en sokken aan. Hij zei dat hij zijn kleding in een emmer had gedaan en dat hij het in de fik wilde steken. Hij vroeg om een lepel en ammoniak. Met een aansteker was de man de lepel aan het opwarmen met daarop ammoniak en witte rotzooi. De man zei dat hij niet gek was en dat iedereen hem psychoses aanpraatte. Ook zei hij dat hij had gehoord dat getuige een wapen aan het doorladen was. Zij hoorde hem over van alles en nog wat praten, maar getuige kon daar geen touw aan vastknopen. Getuige was weer naar beneden gegaan toen zij boven een klap hoorde is zij naar boven gegaan. Zij zag dat de man een pistool in zijn rechterhand had en zij rook een brand- c.q. kruitlucht. De man is op een gegeven moment naar beneden gekomen en daar heeft hij nog ongeveer anderhalf uur gezeten. In die tijd zat hij te raaskallen over van alles en nog wat. Hij zei onder meer: “ [voornaam verdachte] , [voornaam verdachte] , [voornaam verdachte] . [voornaam verdachte] praat teveel.” Zijn vader zou “ [achternaam verdachte] ” heten en zodoende dacht getuige dat de man [voornaam verdachte] [achternaam verdachte] heette. Omstreeks 13.30 uur kwam haar vriend [getuige 2] thuis. Hij kwam binnen met een lach, maar die verdween toen hij “ [voornaam verdachte] ” zag. [getuige 2] zei tegen hem: “Ben jij degene die ze zoeken?” en “Heb jij die vrouw neergestoken?” en “Wat gebruik je?”
Getuige hoorde [voornaam verdachte] zeggen: “Ik gebruik coke, ik weet het niet meer. Ik kan mij niet voorstellen dat ik een vrouw neergestoken heb. Waar moet dat dan gebeurd zijn.”
[getuige 2] is naar boven gelopen om naar de kleren van [voornaam verdachte] te kijken. Hierna werd [getuige 2] zo kwaad en liep naar beneden. Toen zij beneden kwamen bleek dat [voornaam verdachte] de woning had verlaten. Hierop heeft getuige 112 gebeld en de politie gewaarschuwd. [5]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 28 november 2016 om omstreeks 13.15 uur van zijn werk thuiskwam en een man zag staan. Hij herkende de man maar wist zijn naam niet meer. Van zijn broer kreeg hij later te horen dat het om [voornaam verdachte] [achternaam verdachte] ging. [voornaam verdachte] zei tegen getuige [getuige 2] : “ [getuige 2] , ik heb wat ergs gedaan. Ik denk dat ik iemand heb omgebracht.” Waarop getuige [getuige 2] reageerde: “Ben jij degene die iemand heeft neergestoken?” [voornaam verdachte] zei: “Ik weet het niet. Ik weet niet wat ik gedaan heb.” Getuige [getuige 2] zag boven kleding in een emmer en toen hij weer beneden kwam was [voornaam verdachte] weg. Ook merkte getuige [getuige 2] dat zijn gaspistool en een busje pepperspray weg was. [6]
In de woning van getuige [getuige 2] is onder meer een groene jas aangetroffen, in beslaggenomen en voorzien van SIN nummer [[nummer]] . [7] Deze jas is onderzocht op bloedsporen en hierop zijn DNA sporen aangetroffen die afkomstig kunnen zijn van aangeefster en verdachte. [8] Aangeefster herkent deze jas als de jas die de dader aan had. [9]
Ten aanzien van feit 2:
Na de melding in de ochtend van 28 november 2016 van het hiervoor omschreven incident aan het adres [adres 3] te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, alwaar een vrouw meermalen met een mes was gestoken werd aan onder meer verbalisant [aangever 1] , inspecteur van politie, gemeld dat verdachte [voornaam verdachte] [achternaam verdachte] voldeed aan het opgegeven signalement dat door de neergestoken vrouw was opgegeven en dat hij zwaar drugsverslaafd is en psychisch in de war. Omstreeks 13.44 uur die dag kreeg hij de melding dat verdachte zich zou bevinden bij de woning van zijn ouders gelegen aan het adres [adres 2] . Ter plaatse zag verbalisant [aangever 1] verdachte, die zich naar hem omdraaide, zijn rechterhand ophief met daarin een voorwerp lijkend op een zilveren pistool en deze arm naar verbalisant uitstrekte. Verdachte keek verbalisant emotieloos en recht over het pistool heen aan, hield het pistool gericht op verbalisant en haalde de trekker over. Verbalisant hoorde toen een knal en zag rook uit de loop van het pistool komen. Ook zag verbalisant het pistool omhoog bewegen, vermoedelijk vanwege de terugslag dat normaal is bij een pistool waarmee geschoten wordt. Op het moment dat het pistool op verbalisant gericht werd vreesde hij voor zijn leven. Verbalisant zag later dat verdachte geplaatst werd in een politiebus en dat hij de persoon was die op hem geschoten had. [10] Ook verbalisant [verbalisant 2] zag dat verdachte zijn rechterhand met daarin een voorwerp gelijkend op een vuurwapen omhoog bracht tot ooghoogte en dat hij dat voorwerp richtte op verbalisant [aangever 1] . Ook hij hoorde een knal en zag een rookpluim uit het voorwerp komen en dat verbalisant [aangever 1] gelijk een ontwijkende beweging maakte. [11] Verbalisant [aangever 1] heeft aangifte gedaan van onder meer bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. [12] Het onderzochte voorwerp waarmee verdachte heeft geschoten is een gas/alarmpistool. [13]
3.4.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte van de t hem onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging doodslag moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van opzet, ook in voorwaardelijke zin, op het van het leven beroven van aangeefster. Daarnaast zou het in de visie van de raadsman niet om steekverwondingen gaan, maar om snijverwondingen die niet in de buurt van vitale lichaamsdelen zijn opgelopen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Naar algemene ervaringsregels levert het met kracht steken of snijden met een mes in de hals- en nekstreek, waar zich vitale (slag)aderen bevinden, de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daaraan komt te overlijden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een aantal maal met een keukenmes in het gezicht en de halsstreek van aangeefster heeft gestoken. Blijkens het medisch verslag van de letselbeschrijving gaat het om meer dan snijverwondingen en is er bij het steken, getuige de aard van met name de afweerverwondingen aan de hand en armen, kennelijk ook kracht gebruikt. Verdachte heeft aldus minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat vitale delen in gezicht en hals van aangeefster zouden worden geraakt en heeft daarmee voorwaardelijk opzet gehad op het onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde feit.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat:
feit 1:
hij op 28 november 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een keukenmes meermalen in en/of in de richting van het gezicht, althans het lichaam van die [aangeefster 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op 28 november 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [aangever 1] , inspecteur van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een alarmpistool, op die [aangever 1] gericht en vervolgens de trekker van dat alarmpistool overgehaald.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot doodslag;
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

In de door psychiater dr. [naam psychiater] opgestelde rapportage van 6 februari 2017 wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten op zijn minst als verminderd en bij voorkeur als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd moet worden. Klinisch psycholoog [naam psycholoog] concludeert in haar rapport van 10 mei 2017 dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten als ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Volgens de psychiater is betrokkene afhankelijk van alcohol, cocaïne, amfetaminen, benzodiazepinen, nicotine, en misbruikt hij cannabis. Door en samenhangend met zijn
ernstige polydrugsgebruik en ernstige drugsafhankelijkheid raakt hij paranoïde psychotisch met een paranoïde grondhouding als gevolg. Ook kan er een chronisch paranoïde psychose ontstaan. Door en samenhangend met zijn polydrugsgebruik en polydrugsafhankelijkheid is er bij betrokkene ook al langer sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren duidelijk aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben zijn gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde volledig bepaald.
De klinisch psycholoog stelt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijk stoornis van de geestesvermogens in de vorm van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, alcohol, cocaïne, speed en amfetaminen in vroege remissie in een gereguleerde omgeving, tevens een psychotische stoornis door middelen en mogelijk ADHD. Ook is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde volledig bepaald.
Ter terechtzitting heeft de klinisch psycholoog voormeld advies toegelicht en onderschreven en heeft daaraan - zakelijk weergegeven - toegevoegd dat sprake is van een zeer ernstige verslavingsproblematiek verworteld in een zwakke bodem van problemen op eigenlijk alle leefgebieden, waardoor de verslavingsproblematiek wordt versterkt en onderhouden ook vanwege de mogelijke aanwezigheid van ADHD. Met zijn zwakke cognitieve vaardigheden is verdachte niet in staat om stabiel te reageren en is zelfs een achteruitgang te zien in vergelijking met eerder afgenomen tests. Zijn inname van middelen wordt ingegeven door de ernstige verslaving en dient te worden beschouwd als een noodoplossing om met zijn disfunctionele kant om te gaan. Ook volgens zijn ouders was er al weken sprake van een crisissituatie en een wens tot ingrijpen, maar ondanks alle moeite van zijn omgeving was er geen houden meer aan en was hij niet meer te corrigeren. Dat betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde psychotisch dan wel rand psychotisch was is af te leiden uit het gedrag dat hij vertoonde en uit het feit dat hij een verleden kent met (rand-)psychotisch gedrag.
Anders dan de officier van justitie maakt de rechtbank deze conclusies tot de hare en oordeelt dat de bewezenverklaarde feiten verdachte wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte daarom niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging. Voor het standpunt van de officier van justitie dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd omdat verdachte, toen hij in de visie van de officier van justitie bezig was sporen uit te wissen door zijn jas te willen verbranden, toch in enige mate doorgehad moet hebben dat wat hij had gedaan ontoelaatbaar was, vindt de rechtbank geen enkele steun in de rapportages van de deskundigen en hetgeen de klinisch psycholoog [naam psycholoog] daarover ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van voorarrest en dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen in het geheel dienen te worden toegewezen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich standpunt gesteld dat, uitgaande van volledige ontoerekeningsvatbaarheid, in plaats van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging ook kan worden volstaan met een voorwaardelijk op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling dan wel dat een maatregel op grond van artikel 37 Sr opgelegd kan worden. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsman primair aangevoerd dat de vorderingen onvoldoende onderbouwd zijn en niet kunnen worden afgedaan binnen deze rechtszaak nu de vorderingen daartoe een onevenredige belasting vormen, zodat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Subsidiair dienen de vorderingen te worden gematigd op de wijze zoals de raadsman heeft weergegeven in zijn pleitaantekeningen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de door dr. [naam psychiater] , psychiater en [naam psycholoog] , klinisch psycholoog, opgestelde rapporten van respectievelijk d.d. 6 februari 2017 en 10 mei 2017 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in de vroege ochtend van 28 november 2016 de woning van de voor hem onbekende aangeefster [aangeefster 1] binnengegaan, heeft uit de keuken een groot keukenmes gepakt en is naar de slaapkamer gegaan waar aangeefster zich bevond. Aldaar is verdachte op aangeefster afgelopen en is hij direct begonnen met het steken in en/of in de richting van het hoofd en hals van aangeefster, die met haar armen verschillende steekbewegingen heeft kunnen afweren. Aangeefster heeft hierdoor 16 steekwonden opgelopen in haar gezicht, hals, armen en handen. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, een van de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht door een alarmpistool op een politieagent te richten en daadwerkelijk te schieten.
Dit soort misdrijven behoren tot een categorie van strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de slachtoffers, met name omdat slachtoffers van een dergelijk feit vaak langdurig (kunnen) lijden onder de psychische gevolgen van zo'n traumatische gebeurtenis, waarvan ter terechtzitting ook daadwerkelijk is gebleken.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte vele malen is veroordeeld voor zowel vermogens- als geweldsdelicten. Uit de getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden komt naar voren dat velen, met name de moeder van verdachte, bang zijn voor het agressieve gedrag van verdachte.
De rechtbank heeft als hiervoor reeds aangegeven acht geslagen op de inhoud van eerder over de persoon van verdachte Pro Justitia uitgebrachte rapporten en op de inhoud van voornoemde rapporten opgesteld door psychiater [naam psychiater] en klinisch psycholoog [naam psycholoog] .
Uit deze rapporten blijkt dat door de deskundigen overwegend dezelfde diagnose wordt gesteld, namelijk dat verdachte een man is met een ziekelijk stoornis van de geestesvermogens in de vorm van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, alcohol, cocaïne, speed en amfetaminen en dat sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Uit beide rapporten komt naar voren dat door de combinatie van stoornissen bij verdachte het risico op herhaling van gewelddadig handelen hoog wordt ingeschat als hij al dan niet onder voorwaarden in vrijheid wordt gesteld, omdat beschermende factoren ontbreken en hij vanwege de ernstige psychopathologie snel zal terugvallen in middelengebruik, dan wel dat hij zonder gesloten setting zijn behandeling net als in het verleden vaker is gebeurd niet zal volhouden of zich daaraan zal onttrekken, met als gevolg dat hij in een psychose zal belanden hetgeen leidt tot een sterk verhoogd risico op gewelddadig handelen. Dit verhoogde risico op gewelddadig handelen kan volgens de deskundigen alleen substantieel verlaagd worden bij adequate behandeling in een gesloten setting, zodat hij gedwongen langdurig abstinent zal worden gehouden. Om het terugdringen van de kans op recidive, ook voor een termijn van meer dan een jaar, te garanderen, adviseren de deskundigen verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen. Behandeling in een vrijwillig of licht juridisch kader is in het verleden vele malen geprobeerd, maar zonder succes. Het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidsweg is naar de mening van de deskundigen de enig optie.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies in de rapporten van deze deskundigen en maakt deze tot de hare. Ook het advies van de deskundigen zal de rechtbank volgen.
6.4.
Vrijheidsbenemende maatregel
TBS met verpleging
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte onder 1 begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist. Dat, zoals van de kant van de verdediging is betoogd, met een minder verstrekkende maatregel zou kunnen worden volstaan, heeft de rechtbank niet uit de deskundigen-rapporten en het verhandelde ter terechtzitting kunnen afleiden.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten: poging tot doodslag, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.

7.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Vordering benadeelde partij [aangeefster 1]
De benadeelde partij [aangeefster 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 10.507,61 ingediend, die ter terechtzitting is verhoogd met een bedrag van € 385,-, zodat in totaal is gevorderd een bedrag van € 10.892,61 tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit stelt te hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit de volgende kostenposten:
  • Medische kosten ad € 1.272,08 + € 385,- = € 1.657,08;
  • Ziekenhuisdaggeld ad € 28,-;
  • Kosten vanwege aanpassingen aan de woning ad € 237,83;
  • Kosten huishoudelijk hulp ad € 451,50;
  • Kosten persoonlijke verzorging ad € 560,-;
  • Kosten opname verlofuren partner ad € 435,84;
  • Parkeerkosten ad € 22,36.
De immateriële schade wordt gewaardeerd op een bedrag van € 7.500,-.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële en immateriële schade in het geheel toewijsbaar is met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd en niet kan worden afgedaan binnen deze rechtszaak nu de vordering daartoe een onevenredige belasting vormt.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij een uitvoerige vordering betreft. Deze is een week voor de terechtzitting aan de rechtbank en de verdediging ter kennis gebracht. Op zich staan wettelijke bepalingen toe dat een vordering in een laat stadium (tot aan het requisitoir ter zitting) wordt ingediend, maar door op een zo laat moment met een dergelijke omvangrijke vordering te komen heeft de juridisch medewerker van Slachtofferhulp Nederland optredend namens de benadeelde het de rechtbank en verdediging moeilijk gemaakt zich daarop behoorlijk te kunnen voorbereiden. Ondanks dat acht de rechtbank de benadeelde partij ontvankelijk in haar vordering.
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot de verschillende kostenposten het volgende bepleit:
  • De medische kosten kunnen niet integraal worden toegewezen, omdat de benadeelde er zelf voor heeft gekozen een verhoogd eigen risico aan te gaan. De medische kosten zijn hooguit toewijsbaar tot een bedrag van het laagste eigen risico;
  • Met betrekking tot de post ziekenhuisdaggeldvergoeding refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank;
  • De post aanpassingen aan de woning komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat die kosten, met uitzondering van de schilderbenodigdheden ad € 5,49, niet rechtsreeks in verband kunnen worden gebracht met het ten laste gelegde feit;
  • De post huishoudelijke hulp kan niet worden toegewezen omdat wegens het ontbreken van een concrete onderbouwing niet is gebleken dat die kosten daadwerkelijk zijn gemaakt;
  • De post persoonlijke verzorging door partner kan niet worden toegewezen omdat onvoldoende is onderbouwd dat die kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt;
  • De post tegemoetkoming voor opname verlofuren partner (verplaatste schade) kan niet worden toegewezen, omdat het kosten zijn van haar partner en niet van de benadeelde zelf;
  • Verzocht wordt de gevorderde immateriële schade te matigen.
Gelet op de stukken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zal de rechtbank:
  • de opgevoerde
  • de vordering met betrekking tot een
  • de vordering met betrekking tot de post
  • de vordering met betrekking tot de post
  • de vordering met betrekking tot de post
  • de vordering met betrekking tot de post
  • de vordering met betrekking tot de
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.331,33 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 7.500,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
Vordering benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 550,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit stelt te hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangeefster 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 8.831,33, bestaande uit € 1.331,33 voor de materiële en € 7.500,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangeefster 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangeefster 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.831,33, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
79 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangever 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 550,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangever 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangever 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 550,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
11 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. K.I. de Jong en mr. R.M. Flohil, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2017.
Mr. Flohil is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder verdachte] d.d. 28 november 2016, dossierpagina’s 266-267.
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] d.d. 28 november 2016, dossierpagina’s 29-35.
4.Een schriftelijk bescheid, zijnde een letselbeschrijving door GGD arts [naam arts] , d.d. 13 december 2016, dossierpagina’s 50-66.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 28 november 2016, dossierpagina’s 279-281.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 28 november 2016, dossierpagina’s 283-284.
7.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 29 november 2016 met als bijlage een fotomap, dossierpagina’s 172-173 en 189 (foto 24).
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 februari 2017 met zaaknummer [nummer] , dossierpagina’s 197-201).
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangeefster 1] d.d. 7 december 2016 met fotobijlage, dossierpagina’s 39 en 41.
10.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [aangever 1] d.d. 28 november 2016, dossierpagina’s 81-84.
11.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 28 november 2016, dossierpagina’s 97-98.
12.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] d.d. 29 november 2016, dossierpagina’s 67-69.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2016, dossierpagina 203.