3.2.8.Tussen 10 juli 2017 en 28 juli 2017 zijn er verscheidene e-mailberichten tussen (de advocaat van) klaagster en de notaris gewisseld. Hierin staat, voor zover hier van belang, het volgende:
E-mailbericht van 10 juli 2017 te 18:03 uur van klaagster aan de notaris:
“Ik heb kennis genomen van de registerverklaring (inschrijving vonnis) (..). Partijen verder genoegzaam bekend. Ik ben met stomheid geslagen. U hebt noch mij noch notaris [notaris 1] hierin erkend. Dit neem ik u ten zeerste kwalijk. Al u mij of notaris [notaris 1] hierover had benaderd had u ongetwijfeld deze registerverklaring niet opgesteld.
Van wie hebt u deze opdracht gekregen? Was dat [mr. Z] of [bestuurder 2] ? Deze vraag wil ik per direct beantwoord zien.
Weet u ook dat ik Hoger beroep heb ingesteld op 2 januari 2017 tegen het vonnis van 8 december 2016 van de (..) rechtbank [plaats buitenland] ? Het vonnis is niet in gezag van gewijsde.”
E-mailberichten van 10 juli 2017 van respectievelijk 19:16 uur, 19:24 uur en 19:29 uur van klaagster aan de notaris:
“Hierbij de dagvaarding in Hoger Beroep inzake [bestuurder 2] / [de NV] .”
“Hierbij de beroepsbesluiten van 28 april 2017. Ik vraag u beleefd deze grondig te lezen.”
“Hierbij de beroepsbesluiten van 30 juni 2017. Ook bij deze vraag ik aan u om deze grondig door te lezen.”
E-mailbericht van 11 juli 2017 te 10:07 van klaagster aan de notaris:
“Spoed –Spoed- Spoed.
WAAR BLIJFT UW ANTWOORD OP MIJN ONDERSTAANDE VRAAG.”
E-mailbericht van 11 juli 2017 te 10:33 uur van de notaris aan de advocaat van klaagster (met klaagster in de cc):
“Kunt u mij bevestigen dat er inderdaad een hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank (..) op acht december tweeduizend zestien?”
E-mailbericht van 11 juli 2017 te 10:34 uur van de notaris aan klaagster:
“Dank voor uw bericht. Zodra ik een reactie van uw advocaat heb ontvangen, zal ik naar u reageren.”
E-mailbericht van 11 juli 2017 te 11:03 uur van klaagster aan de notaris:
“Ik vraag mij in Godsnaam af waar u mee bezig bent. Trekt u mijn geloofwaardigheid in twijfel?”
E-mailbericht van 11 juli 2017 te 12:37 uur van de advocaat van klaagster aan de notaris (met klaagster in de cc):
“Namens de heer [de heer X] , zijn echtgenote en zijn vennootschap werd inderdaad hoger beroep ingesteld (..).”
E-mailbericht van 11 juli 2017 te 13:00 uur van klaagster aan de notaris:
“Mijn advocaat heeft naar u toe geantwoord. Nu bent u aan de beurt conform afspraak. Wie heeft u opdracht gegeven? Was dat [mr. Z] of [bestuurder 2] .”
E-mailbericht van 11 juli 2017 te 13:12 uur van de notaris aan de advocaat van klaagster (met klaagster in de cc):
“Kunt u aangeven om welke vennootschap het hier gaat?”
E-mailbericht van 11 juli 2017 te 13:41 uur van klaagster aan de notaris:
“Dit moge toch wel duidelijk zijn uit de beroepsbesluiten die ik u heb doorgezet. Ik zal het nog een keer voor u herhalen. Het gaat om [de BV]
E-mailbericht van 11 juli 2017 te 15:16 uur van klaagster aan de notaris:
“Hoe lang moet ik nog op uw antwoord wachten? U weet om welke BV het handelt en mijn advocaat heeft naar u toe gereageerd. U laat mij weer onnodig wachten. Dit is niet volgens afspraak. Laatste keer dat ik het vraag. Wie heeft u opdracht gegeven. Was dat [mr. Z] of [bestuurder 2] ? Het is toch niet zo lastig om deze vraag te beantwoorden.”
E-mailbericht van 12 juli 2017 te 8:49 uur van klaagster aan de notaris:
“Hoe lang moet ik nog op uw antwoord wachten? (..) Hebt u een reden waarom u niet reageert? U weet toch dat ik direct belanghebbende ben. Ik verwacht deze ochtend nog een reactie van u.”
E-mailbericht van 12 juli 2017 te 11:12 uur van de notaris aan klaagster:
“Dank voor uw bericht. Ik ben in afwachting van uw advocaat die mij nog zou aangeven namens welke vennootschap er beroep wordt aangetekend; (..)”
E-mailbericht van 12 juli 2017 te 11:41 uur van klaagster aan de notaris:
“Dit heb ik u gisteren reeds gemeld. (..) Waarom dan nog een bevestiging van mijn advocaat? (..) Het is allemaal moeilijk te volgen, los van de vraag van wie u nu opdracht heeft gekregen.”
E-mailbericht van 12 juli 2017 te 12:16 uur van klaagster aan de notaris:
“Als laatste wil ik u melden dat u op 3 juli 2017 (..) de akte heeft gepasseerd. Mijn vraag aan u is: waarom is deze akte tot op de dag van vandaag (12 juli 2017) nog niet ingeschreven en waarom wordt deze akte dan door [mr. Z] in procedure gebracht bij de rechtbank [plaats] inzake de onteigeningsprocedure die op dit moment loopt inzake de (..) te [plaats] . Hier had ik graag uw antwoord op.”
E-mailbericht van 12 juli 2017 te 17:01 uur van de advocaat van klaagster aan de notaris en aan klaagster:
“het betreft de vennootschap [de BV] .”
E-mailbericht van 12 juli 2017 te 17:25 uur van klaagster aan de notaris:
“Hierbij hebt de bevestiging van mijn advocaat (..) dat het om [de BV] gaat.
U dient mij nu per omgaande aan te geven wie u opdracht heeft gegeven. Is dat [mr. Z] of [bestuurder 2] . Hier heb ik recht op als belanghebbende.”
E-mailbericht van 13 juli 2017 te 10:32 uur van klaagster aan de notaris:
“Waar blijft uw antwoord????
(..)
U houd zich niet aan de gemaakte afspraken. Dit is een notaris onwaardig. Bij deze doe ik nogmaals een dringend op u om mij per direct van antwoord te voorzien.”
E-mailbericht van 13 juli 2017 te 11:49 uur van de notaris aan klaagster:
“Uw advocaat heeft inmiddels een bericht gestuurd. Ik ga in overleg met mijn opdrachtgever en ik meld mij nog bij u.”
E-mailbericht van 13 juli 2017 te 12:35 uur van de notaris aan (de advocaat van) klaagster:
“Feitelijk is in het vonnis het volgende bepaald: de heer [bestuurder 1] heeft (..) door het plegen van valsheid in geschrifte (..) en dus op basis van een vals stuk, [de NV] onbevoegd vertegenwoordigd bij de verkoop en levering van de in het stuk genoemde registergoederen aan [de BV] . Tegen dit oordeel over de valsheid van het stuk is – blijkens de aantekening op het vonnis – geen hoger beroep ingesteld door de heer [bestuurder 1] noch is dit mogelijk. Uit het voorgaande leidt opdrachtgever af dat daarmee de rechtshandelingen (die uitvloeisel is van valsheid in geschrifte) nietig is en derhalve is om inschrijving van het vonnis verzocht. (..)
Uw standpunt komt er - kort gezegd - op neer dat [de NV] onrechtmatig handelt door inschrijving van het vonnis. Uit recente rechtspraak blijkt dat – ook al mocht dit het geval zijn – ik desalniettemin zal kunnen en (en ingevolge mijn ministerieplicht) moeten meewerken aan de opdracht van [de NV] Het neemt niet weg dat u mij via de voorzieningenrechter kunt dagvaarden om inschrijving van het vonnis te beletten. Graag verneem ik of u van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken. Het stuk is – zoals de heer [de heer X] terecht opmerkt - immers nog niet ingeschreven.”
E-mailbericht van 13 juli 2017 te 15:12 uur van klaagster aan de notaris:
“Ik kan uw handelwijze niet meer volgen.
(..)
Uw handelwijze is klachtwaardig. Ik zal dan ook meteen overgaan om tegen u een klacht in te dienen bij de Kamer van Toezicht voor notarissen en kandidaat-notarissen.”
E-mailbericht van 14 juli 2017 te 11:23 uur van de notaris aan klaagster:
“(..) verwijs ik u naar mijn emailbericht van gisteren aan uw advocaat. Ik wacht zijn reactie af.
Ik mag u vanwege mijn geheimhoudingsverplichting geen mededelingen doen over de instructies die ik van mijn opdrachtgever ontvang.
Indien u een vraag heeft over het functioneren van de heer [mr. Z] adviseer ik u contact op te nemen met uw advocaat. Hij kan vervolgens deze vraag aan de heer [mr. Z] voorleggen.”
E-mailbericht van 15 juli 2017 te 22:05 uur van de notaris aan klaagster:
“Graag verneem ik nog van u dan wel uw advocaat of u mij via de voorzieningenrechter zal dagvaarden om de inschrijving niet te laten plaatsvinden.”
E-mailbericht van 17 juli 2017 te 13:46 uur van klaagster aan de notaris:
“Ik kan u echt niet meer volgen en vraag mij in gemoede af waar u mee bezig bent, laat staan wat u eigenlijk bezielt om voor een notoire oplichter dit allemaal op u te nemen.
(..)
Bij deze doe ik nogmaals een dringend beroep op u om deze registerverklaring (inschrijving vonnis) niet in te schrijven. Mocht u desondanks hiertoe toch overgaan zijn alle consequenties die hieruit voorkomen voor uw eigen rekening en risico.”
E-mailbericht van 18 juli 2017 te 17:24 uur van klaagster aan de notaris:
“Hierbij treft u mijn reactie (…).
(..)
Van:[de notaris] (..)
Verzonden:zaterdag 15 juli 2017 22:05
(..) Om u te dagvaarden heeft geen enkele zin. U moet het voor uzelf maar uitmaken wat u goed dunkt. Mocht u toch overgaan om de registerverklaring in te schrijven, maakt u het voor uzelf alleen nog maar moeilijker. U hebt deze tenslotte opgemaakt en gepasseerd, zonder mij als belanghebbende hierover te benaderen. Het leed is reeds geschied. Dit kan niet worden beloond. Vandaar dat ik reeds bezig ben om tegen u een klacht in te dienen bij de kamer.”
E-mailbericht van 19 juli 2017 te 11:19 uur van de notaris aan klaagster:
“Ik ben nu helaas niet in de gelegenheid om inhoudelijk op het onderstaande in te gaan omdat ik onderweg ben. Wel kan ik u meedelen dat ik de voorliggende verklaring waartegen u ageert NIET ter inschrijving zal aanbieden.”