Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 2komt SLM op tegen de juistheid van een aantal van de daar vermelde feiten. SLM heeft voorts enige aanvullende feiten aangevoerd waarop zij zich in hoger beroep wenst te beroepen. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding hierna opnieuw de feiten vast te stellen die, als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of niet voldoende betwist, tussen partijen vast staan, voor zover die feiten voor de beslissing van de zaak in hoger beroep van belang zijn.
3.Beoordeling
Grief 1betoogt dat de kantonrechter niet bevoegd was de vordering van Re-fund te behandelen en daarover te beslissen, omdat in eerste aanleg een kamer voor andere zaken dan kantonzaken bevoegd was de zaak te behandelen en te beslissen. De grief is tevergeefs voorgesteld, alleen al omdat uit het bepaalde in artikel 71, vijfde lid, Rv volgt dat tegen het achterwege laten van een verwijzing naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken geen hoger beroep openstaat. Hierbij komt nog dat SLM in eerste aanleg heeft nagelaten zich te beroepen op de gestelde onbevoegdheid van de kantonrechter of een incidentele vordering in te stellen tot verwijzing naar een andere kamer, zoals zij had kunnen doen. Dit verzuim kan in hoger beroep niet worden hersteld.
grief 3bestrijdt SLM dat Re-fund, als lasthebber van de verzekeraars, partij is bij de rechtsbetrekking waarop de ‘agency debit memo’s’ of de andere gegevens waarin inzage wordt gevorderd, betrekking hebben. Bij de beoordeling van de grief staat voorop dat de verzekeraars die op grond van annuleringsverzekeringen bedragen hebben uitgekeerd, in de rechten tot vergoeding van de ticketprijs en de onderscheiden bestanddelen daarvan zijn getreden die toekomen aan de personen aan wie zij die bedragen hebben uitgekeerd, zoals onder 2.4 beschreven. Het gaat daarbij zowel om de rechten van die personen ten opzichte van de reisbureaus die de geannuleerde vervoerovereenkomsten tot stand hebben gebracht, waaraan zij de ticketprijs hebben betaald, als om de rechten van de bedoelde personen ten opzichte van SLM, die hun wederpartij is bij die vervoerovereenkomsten. De terugbetalingen door SLM aan de reisbureaus volgen rechtstreeks uit de afwikkeling van de vervoerovereenkomsten, zodat voor zover de personen die deze hebben geannuleerd enig recht hebben op de terugbetaalde bedragen, de verzekeraars ook in die rechten zijn getreden. Dit brengt mee dat de ‘agency debit memo’s’ of andere gegevens betreffende de terugbetalingen waarin Re-fund inzage vordert, betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij de verzekeraars partij zijn geworden. Als hun lasthebber kan Re-fund de rechten van de verzekeraars daaruit geldend maken, ook het recht op inzage in de genoemde bescheiden indien en voor zover dat recht op grond van artikel 843a Rv aan de verzekeraars toekomt. Hiertoe hoeft Re-fund niet zelf partij te zijn bij de bedoelde rechtsbetrekking. De grief faalt daarom.
Grief 4betoogt dat het vereiste rechtmatig belang ontbreekt. Bij de beoordeling van de grief staat voorop dat het Re-fund erom te doen is te kunnen beschikken over gegevens die haar in staat zouden stellen een deel van de ticketprijzen die de verzekeraars op grond van een annuleringsverzekering hebben vergoed, terug te vorderen van de reisbureaus die de betrokken vervoerovereenkomsten tot stand hebben gebracht en waaraan de ticketprijzen oorspronkelijk zijn betaald, voor zover SLM die bedragen aan die reisbureaus heeft terugbetaald. Het gaat hierbij om het deel van de ticketprijzen overeenkomend met de onder 2.3 genoemde luchthavenbelastingen en toeslagen in gevallen waarin reizigers die een vervoerovereenkomst hebben geannuleerd, en dus ook de verzekeraars die in hun rechten zijn getreden, tegenover de reisbureaus op terugbetaling daarvan aanspraak kunnen maken.
grief 6beroept SLM zich erop dat de verzekeraars hun uit de bedoelde individuele rechtsverhoudingen tussen reizigers en reisbureaus voortvloeiende rechten geldend willen maken tegenover de reisbureaus, die over dezelfde betalingsgegevens beschikken als waarin Re-fund in dit geding inzage vordert, zodat een behoorlijke rechtsbedeling als bedoeld in artikel 843a, vierde lid, Rv ook zonder de verschaffing van inzage daarin door SLM is gewaarborgd. Nu Erco in rechte tot verschaffing van inzage in die gegevens is veroordeeld en Pragema zich daartoe zonder rechterlijke uitspraak bereid heeft getoond, terwijl SLM bovendien onomwonden heeft verklaard de haar beschikbare gegevens desgewenst op eerste verzoek aan een reisbureau te zullen verstrekken, ook wanneer dit zelf toegang heeft tot het ‘billing and settlement plan’-systeem, slaagt ook deze grief.