ECLI:NL:GHAMS:2018:4533

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
23-003105-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van bedreiging met een misdrijf tegen het leven en voorhanden hebben van een ploertendoder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2017. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, waaronder bedreiging en het voorhanden hebben van een ploertendoder. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg, conform artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een ploertendoder. De verdachte heeft op 29 maart 2015 te Zeewolde bedreigende woorden geuit naar een slachtoffer en had een ploertendoder in zijn bezit. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf en taakstraf, maar het hof heeft in hoger beroep een geldboete van € 500,00 opgelegd en 10 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat onvoldoende bewijs was dat de schade door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte was veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003105-17
datum uitspraak: 4 december 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-674059-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1, 2 en 5 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
3:
hij op of omstreeks 25 november 2014 te Amsterdam de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Karspeldreef, door (vanuit een auto) [naam 1] aan te spreken en/of te vragen of zij hem een handje kon helpen en/of (daarbij) zijn geslachtsdeel aan die [naam 1] te tonen en/of zich (op voor die [naam 1] zichtbare wijze) af te trekken;
4:
hij op of omstreeks 29 maart 2015 te Zeewolde [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd :"je gaat/jullie gaan kogels eten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6:
hij op of omstreeks 29 maart 2015 te Zeewolde, een wapen van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, onder meer omdat het hof ten aanzien van feit 3 tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 3

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4:
hij op 29 maart 2015 te Zeewolde [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 2] dreigend de woorden toegevoegd :"je gaat kogels eten";
6:
hij op 29 maart 2015 te Zeewolde, een wapen van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 4 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 4 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 3, 4 en 6 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 4 en 6 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht door bedreigende woorden tegen het slachtoffer te uiten. Door zijn handelen heeft de verdachte bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht, zoals blijkt uit diens aangifte. Daarnaast heeft de verdachte een ploertendoder voorhanden gehad. Het ongecontroleerd bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot onveiligheid in de maatschappij.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 november 2018 is hij niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [naam 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. Uit de vordering blijkt immers dat deze in het bijzonder is gestoeld op de onder 5 ten laste gelegde mishandeling. Van dat feit is de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken en dat feit is in hoger beroep niet meer aan de orde. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [naam 2]
Verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij elk de, door hen gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. A.M. Kengen en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 december 2018.