ECLI:NL:GHAMS:2018:4528

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
23-002970-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van strafoplegging en beslissingen over vorderingen tot tenuitvoerlegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, waarbij hij bij één van de diefstallen geweld had toegepast. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar de advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de straf in hoger beroep herzien en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren opgelegd, met bijzondere voorwaarden, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte in zijn reclasseringstraject. Het hof heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat deze al eerder door de rechtbank waren behandeld. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte zich moet houden aan de opgelegde voorwaarden en dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij hij zich niet aan de voorwaarden houdt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002970-17
datum uitspraak: 4 december 2018
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 augustus 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702324-17, 16-211939-16 (TUL) en 13-703050-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof dezelfde bijzondere voorwaarden oplegt als de rechtbank Amsterdam in het vonnis van 30 mei 2018 in de zaak van de verdachte met parketnummer 13-684103-18 heeft opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, waarmee hij schade en overlast heeft veroorzaakt. Bovendien heeft hij bij één van die winkeldiefstallen geweld toegepast, in die zin dat hij met de assistent filiaalmanager heeft geworsteld, hem heeft geduwd en aan hem heeft getrokken toen hij werd aangesproken en weg wilde lopen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 november 2018 is hij eerder veelvuldig voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de deskundige [naam 1] , medewerker bij de reclassering [naam 2] , toegelicht hoe het huidige reclasseringstoezicht van de verdachte verloopt. Hij heeft verklaard dat het traject in de verslavingskliniek succesvol is afgerond en dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering [naam 2] hem geeft. De verdachte is nog in behandeling bij [naam 3] en lijkt intrinsiek gemotiveerd te zijn om te werken aan een betere toekomst. Er is volgens [naam 1] sprake van een enorme verbetering. Een drangkader van serieuze omvang is volgens hem echter vereist om deze positieve ontwikkeling voort te kunnen zetten.
Het hof is van oordeel dat gezien de huidige positieve ontwikkeling van de verdachte en gelet op het feit dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet blijkt van nieuwe contacten met politie en justitie, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is. Het hof zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door [naam 1] geadviseerd. Nu de positieve ontwikkeling pas van korte duur is en [naam 1] heeft toegelicht dat een drangkader van serieuze omvang nodig is, zal het hof een proeftijd van 3 jaren opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 16-211939-16)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 27 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 30 mei 2018 in de zaak met parketnummer 13-684103-18 reeds onherroepelijk op deze vordering heeft beslist, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging conform de vordering van de advocaat-generaal afwijzen.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 13-703050-16)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 30 mei 2018 in de zaak met parketnummer 13-684103-18 reeds onherroepelijk op deze vordering heeft beslist, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging conform de vordering van de advocaat-generaal afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch enkel ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende deze proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet melden op het kantooradres van de Reclassering [naam 2] op het adres [adres] , zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich actief inzet om zijn huidige dagbesteding te behouden. Mocht zijn huidige dagbesteding niet worden voortgezet, dan dient de verdachte in overleg met de Reclassering [naam 2] te komen tot een andere structurele en zinvolle dagbesteding.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 10 augustus 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 27 maart 2017 onder parketnummer 16-211939-16 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 10 augustus 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2017 onder parketnummer 13-703050-16 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 december 2018.