In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1965 en thans gedetineerd, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling voor diefstal. De tenlastelegging betrof diefstal van verschillende soorten planten en plantenbakken, gepleegd in Hoorn tussen 26 en 28 maart 2016. De verdachte ontkende schuldig te zijn aan de diefstal en stelde dat hij slechts goederen had ingeladen die al buiten het afgesloten gedeelte van het terrein van het winkelbedrijf stonden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar kwam tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, gebaseerd op getuigenverklaringen en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte.