ECLI:NL:GHAMS:2018:4523

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
23-002176-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland inzake diefstal van planten en plantenbakken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1965 en thans gedetineerd, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling voor diefstal. De tenlastelegging betrof diefstal van verschillende soorten planten en plantenbakken, gepleegd in Hoorn tussen 26 en 28 maart 2016. De verdachte ontkende schuldig te zijn aan de diefstal en stelde dat hij slechts goederen had ingeladen die al buiten het afgesloten gedeelte van het terrein van het winkelbedrijf stonden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar kwam tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, gebaseerd op getuigenverklaringen en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002176-16
datum uitspraak: 4 oktober 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-066228-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 20 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid,
van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 26 maart 2016 tot en met 28 maart 2016 te Hoorn (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen een of meer goed(eren) (waaronder verschillende soorten planten en plantenbakken), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (filiaal [adres]),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter in eerste aanleg.

Bewijsoverweging

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. De verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan diefstal. De verdachte is in de ochtend van 28 maart 2016 rond de klok van vijf door een kennis gebeld met het verzoek naar zijn bij de [bedrijf] geparkeerde Ford te lopen, aldaar enkele klaarstaande goederen in te laden en de Ford daarna naar de woning van deze kennis te rijden. De verdachte heeft enkel aan dit verzoek voldaan. Daarmee heeft
de verdachte slechts goederen die al buiten het afgesloten gedeelte van het terrein van [bedrijf] stonden, ingeladen en meegenomen. Hij heeft geen wegnemingshandeling verricht, omdat de wegneming reeds
was voltooid met het buiten het afgesloten gedeelte brengen van de goederen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van de ten laste gelegde braak/verbreking/ inklimming en van de diefstal op meer tijdstippen.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat de getuige [getuige] op 28 maart 2016 omstreeks half zes in de ochtend een witte Ford bedrijfsbus het grote parkeerterrein van het Hof van Hoorn op zag rijden en deze even later geparkeerd zag staan bij de omheinde plantenverkoopafdeling van [bedrijf]. Kort hierop zag de getuige [getuige] daar een blanke man lopen, met een tenger postuur, bruin half lang haar en een half lange donkere jas. Omstreeks 7:30 uur die dag zag politieambtenaar [verbalisant 1] een man met donker haar
en een donkerblauwe drie kwart lange jas de achterdeuren van de geparkeerde Ford openen en goederen, waaronder een plantenbak, welke voor de ingang van de [bedrijf] stonden achter in de Ford zetten, de deur sluiten en even later met deze Ford met gedoofde lichten wegrijden. Kort hierop heeft politieambtenaar [verbalisant 2] de Ford gesommeerd te stoppen, waarna de bestuurder van de Ford door deze politieambtenaar ambtshalve werd herkend als [verdachte]. Enkele uren later heeft [naam] bedrijfsleider van de [bedrijf] aangifte gedaan van de diefstal van verschillende planten en plantenbakken, welke eerder in
de Ford waren aangetroffen.
Het hof acht deze feiten en omstandigheden redengevend voor het bewijs dat de verdachte planten en plantenbakken zich wederrechtelijk heeft toegeëigend en dat hij daarmee zowel omstreeks 5:30 uur
als omstreeks 7:30 uur die ochtend bezig is geweest. Die redengevendheid is door de verklaring die
de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd niet ontzenuwd. Het door de verdachte geschetste scenario dat hij alleen om 7:30 uur bij de bus is geweest, is niet aannemelijk geworden. Met zijn verklaring dat hij op verzoek van een kennis die zelf naar zijn werk moest de bestelbus en de planten(bakken) is gaan ophalen, zonder de naam van die kennis te willen noemen, heeft de verdachte ervoor gekozen geen enkel aanknopingspunt te verschaffen aan de hand waarvan zijn lezing van de gebeurtenissen geverifieerd zou kunnen worden.
Het hof verwerpt daarom het verweer. Ten overvloede zij opgemerkt dat ook het wegnemen van de goederen nadat zij door een ander buiten het omheinde gedeelte van het terrein van [bedrijf] zouden
zijn gebracht, als diefstal gekwalificeerd zou kunnen worden, omdat deze goederen daarmee definitief aan de heerschappij van [bedrijf] zouden zijn onttrokken.
Het hof zal de verdachte partieel vrijspreken van de ten laste gelegde braak/verbreking/inklimming
en van het begaan van diefstal op meer tijdstippen, omdat niet met een voor een bewezenverklaring
vereiste mate van zekerheid is gebleken dat de verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 maart 2016 te Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen verschillende soorten planten en plantenbakken toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf], filiaal
[adres].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven weken met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering.
De raadsman heeft het hof verzocht, in geval het hof tot een bewezenverklaring komt, met het oog op artikel 6 van het EVRM en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van planten en plantenbakken van winkelbedrijf [bedrijf]. Hiermee heeft de verdachte niet enkel het eigendomsrecht van de [bedrijf] geschonden maar eveneens overlast en hinder veroorzaakt.
Het hof rekent dit de verdachte aan.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte blijkens een op zijn naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 september 2018 eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld vanwege vermogensdelicten.
Het hof constateert dat de verdachte op 26 juli 2016 door de rechtbank Noord Holland in de zaak
met parketnummer 15-800136-16, is veroordeeld tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Ter terechtzitting heeft de raadsman naar voren gebracht dat deze ISD-maatregel na ongeveer 15 maanden is beëindigd, omdat de verdachte vanwege verslavingsproblematiek onvoldoende leerbaar bleek. Hoewel deze opgelegde maatregel niet valt onder artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, heeft het hof oog voor de omstandigheid dat de verdachte na het begaan van het onderhavige feit lange tijd in detentie heeft verbleven en zal daarom de op te leggen gevangenisstraf matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, ziet het hof mede gezien de ernst van het feit en de eerdere onherroepelijke veroordelingen van de verdachte geen aanleiding te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest zoals door de raadsman bepleit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht,
voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. S. Clement en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 4 oktober 2018.
[…]