ECLI:NL:GHAMS:2018:4522

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
23-000605-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 6 februari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980, was beschuldigd van winkeldiefstal van verzorgingsproducten op 8 december 2017 in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat dit slechts een aantekening was zonder inhoudelijke beoordeling. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd en heeft de straf bepaald op een taakstraf van 32 uren, met de mogelijkheid van 16 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving en de behandeling die hij ondergaat. De beslissing is genomen in het licht van de ernst van het feit en de recidive van de verdachte, maar het hof heeft besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien de huidige omstandigheden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000605-18
datum uitspraak: 4 oktober 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-706685-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door
de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere verzorgingsproducten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 8 december 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere verzorgingsproducten, toebehorende aan [bedrijf].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 32 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 16 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting de meest recente ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geschetst. Zij heeft erop gewezen dat de verdachte al langere tijd verslaafd is aan verschillende verdovende middelen. Thans staat de verdachte onder toezicht van de reclassering en woont hij bij familie buiten Amsterdam. Op 27 september 2018 had de verdachte een intakegesprek bij De Wending, een kliniek in Ugchelen, alwaar hij gedurende enige maanden klinisch zal worden behandeld voor zijn verslavingsproblematiek. Het moeten uitzitten van een gevangenisstraf zal dit traject doorkruisen, daarom wordt het hof verzocht daarvan af te zien en de eis van de advocaat-generaal te volgen dan wel een geheel voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft
daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van verschillende verzorgingsproducten uit
een filiaal van de [bedrijf] en daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van betreffend winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast schade ook hinder veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Daarnaast volgt uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
10 september 2018 dat hij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Het hof heeft verder acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden
opgelegd en waarvan de oplegging zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS.
Het hof constateert tot slot dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alhoewel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel, gelet op het bewezen feit en het recidiveren van de verdachte, passend zou zijn ziet het hof in de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding niet zo’n straf op te leggen. Het hof heeft daarbij in het bijzonder acht geslagen op het feit dat de verdachte thans onder toezicht van de reclassering een klinische opname in
De Wending probeert te bewerkstelligen, om aldaar van zijn verslaving af te komen. Alles afwegende acht het hof, met de advocaat-generaal, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is
bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) uren, indien niet
naar behoren verricht te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. S. Clement en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 4 oktober 2018.
[…]