In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij hij zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende in de woning bevond. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 11 juni 2016 te Oudkarspel, waar de verdachte samen met anderen een boormachine en een telefoon heeft weggenomen uit de woning van het slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 september 2018 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat zijn cliënt vrijgesproken moest worden van de diefstal, omdat de boormachine eigendom van de verdachte was en hij geen opzet had om de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft de argumenten van de raadsman overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte vrijgesproken moet worden van de diefstal van de boormachine, maar dat er voldoende bewijs is voor de diefstal van de telefoon. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een vervangende hechtenis van 30 dagen, en heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor een jong kind en het feit dat hij niet eerder voor vermogensdelicten was veroordeeld.