In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 oktober 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1959, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had zich schuldig gemaakt aan de diefstal van twee blikken bier van een bedrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien dagen. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van tien dagen, waarvan negen voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uren geëist. De raadsman pleitte voor een straf zonder gevangenisstraf om te voorkomen dat de verdachte haar huisvesting zou verliezen. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder haar recente positieve ontwikkeling in het stoppen met verdovende middelen. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een taakstraf van 40 uren op te leggen, met een vervangende hechtenis van 20 dagen, en heeft het vonnis van de politierechter in zoverre vernietigd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is ook behandeld, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de tenuitvoerlegging kon worden gelast, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft de vordering omgezet in een taakstraf van 40 uren, met een vervangende hechtenis van 20 dagen.