Uitspraak
Procesgang
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Verplichting tot betaling aan de Staat
Beslissing
€ 77.339,50(zegge: zevenenzeventigduizend driehonderdnegenendertig euro en vijftig cent).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2017. De zaak betreft een ontnemingsmaatregel waarbij de veroordeelde, geboren in 1958 en thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, werd verplicht tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het openbaar ministerie had aanvankelijk een vordering ingediend voor een bedrag van € 596.408,12, maar dit bedrag werd in de loop van de procedure verlaagd tot € 80.339,50. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor verschillende misdrijven, waaronder oplichting en witwassen, en had een gevangenisstraf van zestien jaren opgelegd gekregen, die later door de Hoge Raad werd verlaagd.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 24 april en 16 november 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die de verplichting tot betaling van € 80.339,50 aan de Staat handhaafde. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel correct had geschat, maar heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de betalingsverplichting met € 3.000,00. Uiteindelijk werd de veroordeelde verplicht om € 77.339,50 te betalen aan de Staat.
Het hof heeft de verzoeken van de raadsman om terugwijzing naar de rechtbank en het oproepen van getuigen afgewezen, omdat de medische klachten van de veroordeelde niet voldoende waren om zijn afwezigheid bij de eerdere zitting te rechtvaardigen. Ook het verzoek om getuigen te horen over de erfenis van de echtgenote van de veroordeelde werd afgewezen, omdat dit niet relevant was voor de beoordeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de betalingsverplichting, die werd aangepast in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.