ECLI:NL:GHAMS:2018:4399

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
23-004122-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep tegen eerdere veroordeling voor straatroof

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2016. De verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging en schuldig verklaard zonder straf voor een ander deel. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte ontvankelijk verklaard, maar niet voor de beslissingen tot vrijspraak en de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, omdat hiertegen geen hoger beroep openstaat.

De tenlastelegging betrof een straatroof waarbij de verdachte een mes zou hebben getoond en de aangever zou hebben gedwongen tot afgifte van geld. De verdachte werd op 12 juli 2016 aangehouden, kort na het delict, maar het hof twijfelt aan de overtuiging dat de verdachte de dader is. De omstandigheden van de aanhouding en de toestand van de verdachte op dat moment, in combinatie met de getuigenverklaringen, leidden het hof tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging.

De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de rechtbank voor een deel wordt vernietigd en dat de verdachte niet schuldig wordt bevonden aan de straatroof. De uitspraak benadrukt de noodzaak van overtuigend bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004122-16
datum uitspraak: 29 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-741146-16 en 13-741137-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer
13-741137-16 is ten laste gelegd en is schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel aan het in de zaak met parketnummer 13-741146-16 onder 2 ten laste gelegde. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak en toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, tweede en vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen die beslissingen.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, in de zaak met parketnummer 13-741146-16 onder 1 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de Oudezijds Voorburgwal, in elk geval op of aan een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 5 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte naar voornoemde [slachtoffer] is toegegaan en/of (vervolgens)
- ( op korte afstand) een mes, in elk geval een puntig en/of scherp voorwerp aan voornoemde [slachtoffer] heeft getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens)
- tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd; "can you give me some money" en/of "do you have any money" en/of "give me your money",
in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- toen voornoemde [slachtoffer] wilde opstaan, tegen de schouder, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geduwd en/of (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "calm down" en/of "sit down" en/of don't get up", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- zijn verdachtes hoofd tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft gehouden.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsbeslissing tot een ander oordeel komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Op 12 juli 2016 was de aangever met twee vrienden in Amsterdam. Zij zaten op de Oudezijds Voorburgwal aan de waterkant, ter hoogte van perceelnummer 220, toen om 03.19 uur een man gehurkt bij hen kwam zitten. De man vroeg in de Engelse taal om geld en toonde daarbij een mes. Dit mes bedekte hij met zijn linkerarm. Op de aangever maakte de man een kalme indruk. Nadat de aangever de man had getoond dat hij enkel € 5,- in zijn portemonnee had en hij deze € 5,- aan hem had gegeven, en ook de twee vrienden kenbaar hadden gemaakt dat zij niks hadden, stond de man op en liep rustig weg in de richting van het Oudekerksplein. Aangever en de getuigen hebben de man omschreven als een junkachtige type van ongeveer 40 jaar oud, blank, 180 centimeter lang, grijs krullend haar, een (zwart)baard(je), een blauwe spijkerjas en spijkerbroek. Volgens de aangever was het mes klein, met een zwart handvat en een krom gebogen lemmet.
De verdachte is op 12 juli 2016 rond 03.30 uur aangehouden in het gebied in een portiek aan de Nieuwe Hoogstraat 6 omdat hij voldeed aan het opgegeven signalement. Bij de verdachte werd een klein, opengeklapt, mes aangetroffen. Het mes had een zwart handvat en een krom gebogen lemmet.
De politie relateert ten tijde van de aanhouding dat de verdachte op dat moment vermoedelijk drugs had gebruikt. Verbalisant [verbalisant] verklaart meer in het bijzonder:
“Ik zag namelijk dat de ogen van [verdachte] helemaal aan draaien waren. Ik zag dat [verdachte] moeite had om rechtop te blijven staan. Ik zag en hoorde dat [verdachte] heel erg raar sprak en moeilijk te verstaan”.Ook op het hoofdbureau is een soortgelijke waarneming gedaan. “
[verdachte] was nog steeds helemaal aan het draaien en kon niet op zijn benen blijven staan. De ogen van [verdachte] waren aan het draaien. [verdachte] moest zich continue vast houden om niet om te vallen.”.Verbalisant [verbalisant] rook geen alcohollucht, hierdoor ontstond bij hem heel sterk het vermoeden dat [verdachte] drugs had gebruikt.
Na zijn aanhouding heeft de politie een foto van de verdachte gemaakt. Op 13 juli is deze foto aan de aangever getoond. De aangever heeft verklaard dat hij voor honderd procent met zekerheid weet dat dit de persoon is die hem heeft beroofd. Hij verklaart dit te weten omdat hij zich de dader zo herinnert.
De politie heeft camerabeelden bekeken van looproutes die de dader en/of de verdachte zou kunnen hebben gelopen na het plegen van het delict (en voor wat betreft de verdachte, de plaats waar de verdachte is aangehouden). Op deze beelden is de verdachte niet waargenomen.
Het hof overweegt in dit verband als volgt.
Hoewel sterke aanwijzingen bestaan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de straatroof, is het hof daarvan niet overtuigd, omdat de toestand waarin de verdachte 11 minuten na het plegen van het delict werd aangetroffen, niet te rijmen lijkt met de indruk die de dader op de aangever heeft gemaakt. Niet aannemelijk acht het hof dat de verdachte van een kalm en rustig handelend en vast ter been zijnde persoon binnen 11 minuten is getransformeerd tot de in het portiek aangetroffen onvast ter been zijnde, wartaal sprekende en zeer waarschijnlijk onder invloed van drugs verkerende verdachte.
Nu de verdachte zich in het betreffende gebied veelvuldig ophoudt, ambtshalve bij veel politieagenten bekend is en zich ook die dag al geruime tijd in het gebied bevond, maakt tevens dat de verklaring van de verdachte dat hij zich toen hij werd aangehouden al een uur in het portiek bevond, wachtende op het opengaan van het metrostation tevens niet kan worden uitgesloten.
Gelet op het vorenoverwogene kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde straatroof, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-741146-16 onder 2 en in de zaak met parketnummer 13-741137-16 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-741146-16 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van
mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 oktober 2018.