ECLI:NL:GHAMS:2018:4380

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
000529-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 89 en 591a Sv in verband met inverzekeringstelling en rechtsbijstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2018 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1985, die schadevergoeding vroeg op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift, ingediend op 14 mei 2018, betreft schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van zijn inverzekeringstelling en de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak met parketnummer 23-000575-17. Verzoeker vraagt om een vergoeding voor gederfde inkomsten, kosten van rechtsbijstand, schade door tijdverzuim en reiskosten.

Het hof heeft de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker gehoord, maar verzoeker zelf was niet aanwezig. Het hof oordeelt dat de verzoeken op basis van artikel 89 Sv onvoldoende zijn onderbouwd, met name de gederfde inkomsten, omdat verzoeker geen loonspecificaties heeft overgelegd voor de periode van inverzekeringstelling. Het hof wijst het verzoek voor de forfaitaire vergoeding af, omdat verzoeker minder dan 24 uur in verzekering heeft gezeten.

Ten aanzien van het verzoek op basis van artikel 591a Sv oordeelt het hof dat er wel gronden van billijkheid zijn voor de toekenning van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. Het hof kent verzoeker een vergoeding toe van € 5.825,40 voor de gemaakte kosten, maar wijst de overige verzoeken af. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken in de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000529-18 (89 Sv) en 000530-18 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-000575-17
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. A.J.M. Bommer, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer tot de volgende bedragen:
  • € 105,00, zijnde de forfaitaire vergoeding voor één dag;
  • € 93,97 wegens gederfde inkomsten.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 5.203,58;
schade ten gevolge van tijdverzuim door de behandeling ter terechtzitting ten bedrage van € 177,42;
reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 105,84;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 14 mei 2018 ingekomen.
Op 29 augustus 2018 heeft de advocaat-generaal schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 8 november 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet verschenen.

3.Beoordeling van het verzoekschrift

Bij arrest van dit hof van 10 april 2018 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Verzoeker is op 15 september 2016 te 14.44 uur in verzekering gesteld en diezelfde dag te 16.18 uur in vrijheid gesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van de verzochte forfaitaire vergoeding voor één dag overweegt het hof gelet op de afspraken binnen het LOVS aan de gewezen verdachte een forfaitaire vergoeding wordt toegekend per dag die in een politiecel is doorgebracht. In artikel 136, eerste lid, Sv is bepaald dat onder een dag wordt verstaan een tijd van vierentwintig uren. Om die reden wordt geen vergoeding toegekend indien de verzekering minder dan vierentwintig uren heeft geduurd. Dit is alleen anders indien de verzekering minder dan 24 uur heeft geduurd maar wel de nacht heeft omvat. In dat laatste geval wordt eenzelfde vergoeding toegekend (vergl. ECLI:NL:GHAMS:2017:590). Dat geval doet zich hier echter niet voor. Het hof acht in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen geen gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een forfaitaire vergoeding ter zake van de door appellant ondergane verzekering.
Ten aanzien de verzochte vergoeding vanwege inkomstenderving overweegt het hof dat de forfaitaire bedragen ter vergoeding van schade als gevolg van inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, die in de LOVS-afspraken zijn opgenomen, zowel een vergoeding voor materiële als voor immateriële schade behelzen. In bijzondere gevallen en voor zover die gesteld en deugdelijk zijn onderbouwd kunnen hogere bedragen worden toegekend.
Verzocht is om vergoeding van wegens de inverzekeringstelling gederfde inkomsten. Verzoeker heeft daartoe loonspecificaties overgelegd, doch geen loonspecificatie over de periode waarin verzoeker in verzekering heeft doorgebracht. Gelet op het voorgaande is de door verzoeker gestelde loonderving niet deugdelijk onderbouwd en moet het verzoek op de voet van artikel 89 Sv ook in zoverre worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak en de onderhavige verzoekschriftprocedure.
Verzoeker heeft op grond van artikel 591a Sv voorts verzocht om vergoeding reiskosten en tijdverzuim (loonderving) in verband met het bijwonen van de terechtzitting in eerste aanleg op 14 februari 2017 en de terechtzitting in hoger beroep op 1 april 2018.
Ten aanzien van de reiskosten acht het hof een vergoeding van 0.19 cent per kilometer billijk zodat, uitgaande van totaal 378 km zoals door verzoeker gesteld, het verzoek wordt toegewezen tot een bedrag van € 71,82.
Ten aanzien van de loonderving heeft verzoeker de eerder genoemde loonspecificaties overgelegd. Ook hier zien de loonspecificaties op een andere periode dan waarin de gestelde schade is geleden. Evenmin is door verzoeker toegelicht en aannemelijk gemaakt op welke wijze de schade is ontstaan. Gelet hierop moet het verzoek in zoverre worden afgewezen.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 5.825,40 (vijfduizend achthonderdvijfentwintig euro en veertig cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. S.M.M. Bordenga, R.D. van Heffen en J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 22 november 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 5.825,40 (vijfduizend achthonderdvijfentwintig euro en veertig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 22 november 2018.
mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter.