Uitspraak
mrs. H.P. Plasen
C.R. Huiskes, beiden kantoorhoudende te Enschede,
mrs. P. Haasen
B. Verkerk, beiden kantoorhoudende te Rotterdam.
1.Het verloop van het geding
2.De gronden van de beslissing
Juist is, zoals Perspektief stelt, dat het conflict over de aanbiedingsregeling op zichzelf een geschil van vermogensrechtelijke aard is. In het onderhavige geval heeft dit conflict echter ingrijpende negatieve gevolgen voor het functioneren van de organen van [B] . Als gevolg van het conflict functioneert het bestuur van [B] niet meer naar behoren. Vóór 24 april 2015 was bovendien van een gezamenlijk bestuur in wezen geen sprake meer. Door het conflict is een tegenstelling ontstaan tussen enerzijds het vennootschappelijke belang van [B] , dat in overwegende mate wordt bepaald door haar enige actief, te weten haar (indirecte) 100% belang in [D] c.q. [C] en de met [C] verbonden onderneming en anderzijds de persoonlijke belangen van de aandeelhouders. De huidige gang van zaken bij [B] - die ook effect heeft op het niveau van [D] en [C] - is niet in overeenstemming met haar eigen vennootschappelijk belang. Dit levert gegronde redenen op om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van [B] te twijfelen. Ter nadere toelichting geldt het volgende.”